‘Vuile stinkmazzelaars van de NRC’, twitterde Volkskrant-columniste Sylvia Witteman kort na het ski-ongeluk van Friso. ‘Hebben stomtoevallig Jannetje Koelewijn ter plaatse in Innsbruck. En haar man is ook nog neurochirurg.’

En ja hoor. Vandaag meldde Koelewijn de ins en outs van de toestand van Friso. Gehoord van de behandelend arts, na bemiddeling van haar echtgenoot. Het NRC kwam met een verantwoording, want op de redactie had men zich echt even afgevraagd of het openbaar maken van de CT-scans van een adellijke schedel eigenlijk wel kies is.

Waar deed het me toch aan denken? Opeens wist ik het. Aan Ruben natuurlijk. Het jongetje dat twee jaar geleden als enige de vliegramp in Tripoli overleefde, en toen de wakkerste krant van Nederland aan de lijn kreeg. Vuile stinkmazzelaars van De Telegraaf.

Ik heb de zaak eens teruggezocht in de archieven: destijds was het NRC er als de kippen bij om dat te veroordelen. ‘In hun jacht op het jongetje (…) hebben enkele media alle resterende terughoudendheid laten varen’, beschikte de krant op 14 mei in een hoofdredactioneel commentaar. En intussen liet de krant zijn columnisten los: ‘ranzig’ (Jan Blokker), ‘slachtofferporno’ (Youp), ‘hypocriet, met slijm overdekt’ (Elsbeth Etty).

Maar is het je naar het ziekenhuis spoeden om daar de behandelend arts uit te horen nou wel zo heel anders? Het is leuk om de verklaringen van beide hoofdredacties er eens bij te pakken. (hier en hier die van De Telegraaf).

Volgens beide kranten was het echt toeval dat ze opeens zoveel aan de weet kwamen. Het NRC: ‘Een van onze meest ervaren journalisten [was] toevallig in het ziekenhuis.’ De Telegraaf: ‘De journaliste belde donderdag met een van de behandelend artsen van de jongen, die zijn mobiele telefoon plotseling doorgaf.’

Gut, wat een narigheid. Je zit zomaar wat rond te bellen, krijg je opeens Ruben aan de lijn. Of je loopt op vakantie toevallig een ziekenhuis in, kom je daar opeens de behandelend arts van Friso tegen. Tja, shit happens.

En dan? Beide kranten zijn zich natuurlijk zeer bewust van hun verantwoordelijkheid. De Telegraaf in 2010: ‘De hoofdredactie respecteert de oproep (…) om terughoudendheid te betrachten in de contacten met nabestaanden.’ Het NRC koos haast dezelfde woorden: ‘Hier botsen (…) het recht op privacy van de patiënt met het recht op informatie. Daarom stelden we ons terughoudend op.’

Maar goed, daarna toch maar publiceren: dat is immers belangrijk voor de lezer, verdedigden beide kranten zich. ‘Omdat Ruben symbool van leven is in deze enorme tragedie’, aldus De Telegraaf. ‘Omdat het wel degelijk nieuwe informatie toevoegt (…) en gegevens die tot nu toe voor waar werden aangenomen ontkrachtte of nuanceerde’, volgens NRC.

De Telegraaf de emotionele troost, het NRC de accurate informatie. Een zwaarwegend belang. En dat je als krant met zoiets lekker scoort, daarover hoor je het op dit soort momenten natuurlijk niet te hebben.

Confirmation bias, heet zoiets in de psychologie: de drang om achteraf recht te praten wat toch een beetje krom is. Want laten we wel zijn: zo vreselijk belangrijk is die informatie van Friso’s schedel nu ook weer niet (over een paar dagen horen we het heus wel langs officiële weg), net zo min als het voor de troost der natie is zo enorm belangrijk was om te weten dat er een jongetje genaamd Ruben is die de vliegramp heeft overleefd.

Eerlijk is eerlijk, ik had echt wel anders gepiept als ík toevallig in Innsbruck op dat neurologencongres was geweest. Met rode wangen had ik dan verslag gedaan van de zaak. In geuren en kleuren had ik u alles verteld over Friso’s schedeldak en de twintig minuten van zuurstof gedepriveerde hersenen daaronder.

Maar ik hoop dat ik u niet achteraf met allerlei morele hoogdravende prietpraat had overgoten om mij te verantwoorden.

‘Val met mijn neus in de boter’, zou ik u via Twitter te kennen geven. ‘Ben stomtoevallig ter plaatse in Innsbruck. Vuile stinkmazzelaar die ik ben!’