Dit is (echt!) deel 3 van het verhaal; deel 1 staat echter hier, en deel 2 is hier te vinden.

Los van de directe voedselwinsten, zorgt vleesproductie voor een enorme CO2 uitstoot, en koeien ook nog eens voor heel veel methaan, een broeikasgas dat 23 keer sterker is dan CO2. Los van de klimaatwinst die nu al te halen is, is het ook verstandig eens vooruit te kijken: wat zou er gebeuren als alle opkomende landen – met een gezamenlijke bevolking van drie keer de huidige Westerse wereld – ons eetpatroon gaan overnemen? Het systeem staat nu al op springen, dus een positieve ontwikkeling kan dat niet zijn. Wij zullen dus een voorbeeld moeten geven, als we niet willen eindigen met scheve gezichten in China, of oorlogen om water en voedsel.

Positief
We kunnen onze impact op het klimaat en het voedselprobleem dus al neutraliseren door onze verspilling in te dammen en minder vlees te eten. Wat zijn de andere winsten die we kunnen behalen? De visserij kan gered worden door beschermde gebieden in te stellen, waar niet gevist mag worden. Vergelijkbare acties in de Bahama’s hebben laten zien dat dit soort gebieden een enorme positieve impact hebben op de omliggende zeeën, zodat er duurzaam gevist kan worden. Onderzoek wijst zelfs uit dat als 20% van de oceanen verboden gebied wordt voor vissers, de visstanden zich kunnen herstellen en er enorme hoeveelheden vis gevangen kunnen blijven worden. De kosten van het onderhouden van dit soort reservaten zijn geraamd op 12.7 miljard Euro. Een hoop geld, maar nog altijd minder dan de 27.75 miljard die nu wereldwijd als subsidie wordt uitgedeeld aan de verwoestende visserij.

We zouden de kloof met ons voedsel kunnen dichten, door ons voedsel lokaal te kopen, en rekening te houden met seizoenen. Voedsel is namelijk in principe een gratis product; met regen en zonlicht zijn in Nederland al heel veel gewassen en dieren gewoon te krijgen. Dus waarom al die fossiele brandstoffen verspillen door asperges uit Peru in te vliegen, of ‘Hollandse’ nieuwe uit Denemarken? Hollandse garnalen worden in Franse wateren gevangen, in Nederland aan land gebracht, naar Marokko gevlogen om gepeld te worden en dan weer terug. We rijden vrachtwagens vol mest naar velden met graan, en het graan brengen we weer naar de kippen – en als dat internationaal is vaak nog gesubsidieerd ook. Dat is toch niet nodig? Er zijn heel goed werkende boerderijen die rotatiesystemen hebben met gras, koeien en kippen, die per hectare enorme opbrengsten hebben. En dat met een fractie van de fossiele brandstoffen als die nu gebruikt worden. Het enige dat nodig is, is een filosofie die ziet dat het eigenlijk veel beter is om een systeem aan te nemen dat de natuur gebruikt, in plaats van tegenwerkt. Gezondheid is in de natuur namelijk de normale situatie, niet een vaccinatie of antibioticashot. In een ecosysteem-imiterende boerderij zijn de opbrengsten ongeveer net zo hoog – zij het meer divers – maar er zijn veel minder aangevoerde grondstoffen, antibiotica en fossiele brandstoffen voor nodig.

Zijstapje: Het rekbare begrip ‘biologisch’. Consumenten voelen zich vaak al stukken beter als ze alles van een biologisch merk kopen. Maar ook de regels rondom ‘biologisch’ zijn, net zoals bij industrieel voedsel, zo opgesteld dat er alleen winst gemaakt kan worden als de situatie zo ver mogelijk opgerekt wordt zonder de regels te overtreden. Als de regels rondom biologisch geteeld vlees bijvoorbeeld stellen dat een kip een vierkante meter nodig heeft, dan zal een biologische boer ook geen centimeter meer geven – dat brengt zijn winst en dus voortbestaan in gevaar. Dit maakt de grote biologische merken meer een afgezwakte vorm van industrieel voedsel, dan een echt duurzaam alternatief ervoor. Uiteraard is biologisch voedsel wel wát duurzamer dan industrieel eten, maar met de huidige regels zijn we er nog lang niet. Een biologisch geteelde tomaat uit Spanje is nog steeds helemaal hier naartoe gereden, en dat realiseren veel mensen zich niet. Écht biologisch, écht duurzaam voedsel komt uit de buurt, en uit het seizoen. Maar het moet ook gezegd worden: elke stap in die richting is er een.

Het voedselprobleem, zoveel mag nu wel duidelijk zijn, is een virtueel, gecreëerd probleem. We produceren nu al genoeg voor veel meer dan 9 miljard mensen, en we hebben de potentie om een groot deel, zo niet alle, uitstoot van broeikasgassen te compenseren. En los van de oplossingen waar we bijna over struikelen, zijn er nog de potentiële bijdragen vanuit hoeken als de biotechnologie en efficiëntere productie (deze zogenoemde ‘yield gap’, die de echte productie afzet tegen de optimaal mogelijke realistische opbrengst, bedraagt binnen sommige landen al een factor 2. Internationaal gezien kan het om veelvouden gaan).

We hebben het heel goed in Nederland, en kunnen deels het lot van de wereld in de komende honderd jaar bepalen. En in plaats van de vingers naar elkaar te wijzen, te zeggen dat al deze cijfers niet helemaal kloppen (maar zonder zich daarbij te realiseren dat als alles de helft zou zijn het ook nog de moeite waard zou zijn), of te roepen dat we een te kleine druppel op de gloeiende plaat zijn, kunnen we ook besluiten als land of als klant een voorbeeld te geven. Met elk product dat er langs de scanner gaat brengen we een stem uit op een bepaald voedselsysteem. De politiek kan dan echt niet achter blijven. Als we zelf bewuster omgaan met eten en onze gezondheid, is er voor de overheid ook geen reden om belerend te zijn.

Bronnen, o.a.:
Waste – Tristram Stuart
Fresh – Susanne Freidberg
Omnivore’s Dilemma – Michael Pollan
De grote boodschap – Rose George
Fast Food Nation – Eric Schlosser
Marketing Nutrition – Brian Wansink
The end of the Line – documentaire
Food Inc. – documentaire
King Corn – documentaire
Enric Sala – glimpses of a pristine ocean (TED talk)