Dit is deel twee van het verhaal. Deel 1 is hier te vinden.

Wat zouden we allemaal kunnen doen met al dat verspilde eten?

Elke dag zijn er in de Westerse wereld per persoon tussen de 3600 en 4000 kilocalorieën beschikbaar. Het deel boven de dagelijkse behoefte van 2000-2500 kcal dat niet in dik worden gaat zitten gooien wij dus weg. Tegelijkertijd zijn er 1 miljard ondervoede mensen op aarde. En tientallen miljoenen daarvan wonen binnen de grenzen van de EU. Ondervoed betekent overigens dat zij met 250 kilocalorieën per dag extra óók aan hun dagelijkse behoefte komen. De Westerse wereld bestaat uit ongeveer 900 miljoen mensen, die per persoon daarom ongeveer 6 andere, ondervoede mensen een volledig dieet onthouden (1500 kcal teveel/250 kcal voor een goed dieet). Het is uiteindelijk zelfs zo extreem, dat wij al genoeg calorieën produceren voor 9 miljard mensen. En toch vragen we ons af hoe we dat in 2050 voor elkaar moeten krijgen! Er is dus geen voedselprobleem, er is een distributieprobleem.

Daar zit een economisch verhaal achter, en dat mistte Arie Boomsma helaas tijdens zijn mooie verhaal bij Pauw en Witteman vorige week. Door de globalisering van de wereldeconomie, zijn namelijk ook de voedselmarkten globaal geworden. Wij kopen ons graan op dezelfde markt als de armere landen. Dat betekent dat als er een schaarste is, en de prijs stijgt, wij die prijs makkelijk kunnen betalen. De armere landen hebben die mogelijkheid niet, en dat zijn de eerste landen die afhaken, terwijl zij dat graan het hardst nodig hebben. Zo is ook de voedselcrisis van 2008 ontstaan.

Maar lage prijzen zijn alleen goed als ze natuurlijk ontstaan. Maïs is een tragisch voorbeeld van hoe lage prijzen de balans tussen rijk en arm alleen maar verder vestoren. De VS subsidiëren sinds de Reagan regering overproductie van maïs, zodat de prijzen dalen en er enorme overschotten ontstaan. De industrie vind toepassingen voor deze overschotten, zoals high fructose corn syrup (HFCS, glucose-fructosestroop). Deze zoetstof, samen met andere op maïs gebaseerde additieven, zit nu in een enorme hoeveelheid producten, want door de subsidies is het heel goedkoop. De ongezondste producten krijgen zo de laagste prijzen, en gezond eten komt daardoor voor de armere gezinnen op het tweede plan. Internationaal is het gevolg van veel te goedkope maïs eveneens schrijnend; zelfs in minder ontwikkelde landen kunnen ze niet voor een lagere prijs dan de VS maïs verbouwen. De Mexicanen die in hun eigen land daardoor werkeloos werden, proberen de VS binnen te komen om een nieuwe toekomst te vinden. Maar dat vinden de VS dan natuurlijk weer géén goed idee.

Zijstapje: De lage prijzen in de fast food industrie komen niet alleen door gesubsidieerde ingrediënten, maar ook door het – internationaal gezien – uitbuiten van werknemers. Bedrijven zoals McDonald’s nemen graag minderjarige werknemers in dienst. Niet alleen omdat zij goedkoper zijn, maar ook omdat ze minder mondig en daardoor minder opstandig zijn. De werkzaamheden zijn zo simpel mogelijk gemaakt, zodat lonen laag kunnen blijven, en de werknemers weinig tot geen training nodig hebben. En dat maakt het natuurlijk weer makkelijker mensen te ontslaan en nieuwe aan te nemen.
Daarnaast betaal je voor ongezond en industrieel voedsel niet de ‘echte’, eerlijke prijs, omdat een deel van de eruit voortkomende maatschappelijke kosten niet in de productprijs zijn opgenomen: er is meer gezondheidszorg nodig vanwege obesitas, hart- en vaatziekten en diabetes, je betaalt nu via belasting mee aan de subsidies die de lage prijzen in stand houden, en de gebruikte fossiele brandstoffen voor o.a. het transport zorgen via klimaatverandering voor meer kosten zoals dijkverhogingen.

Dezelfde kortzichtigheid met betrekking tot immigratie zie je in de visserij. De Europese vissers hebben de wateren rond ons continent inmiddels aardig uitgedund. Dus sluiten wij een goedkope deal met de overheden van Afrikaanse landen, om daar voor de kust te mogen vissen. De locale vissers, die misschien enkele tientallen kilo’s per dag uit het water halen, zien in de verte de grote Europese trawlers die in slechts één net wel tweehonderdduizend kilo uit het water trekken. En daar uiteraard de helft weer van dood overboord gooien, want daar krijgen ze geen prijs voor die ze goed genoeg vinden. De lokale vissers vangen minder en minder, en moeten naar andere inkomsten gaan zoeken. Een deel wordt piraat, een ander deel probeert naar Europa te emigreren, waar ze geweigerd worden. Alleen de Senegalese vis is welkom, de mensen niet.

We blijven maar naar onze grote broer de Verenigde Staten kijken als voorbeeld, ook al glijdt dat land qua gezondheid langzaam de afgrond in. En bij dat voorbeeld hoort de absurde vleesconsumptie. Nederlanders horen nu eindelijk op televisie dat het goed is als ze wat minder vlees zouden eten. Een korte rondgang op internetfora leert dat men het hier weer eens belerend vind van de overheid, en ‘dat ik echt wel gewoon vlees blijf eten’. Een vreemde reactie, want de overheid vraagt ons immers niet daar helemaal mee te stoppen. Het is bizar dat een volwassen bevolking die inmiddels voor 50% procent te dik en dus gewoon ziek is, zich actief blijft verzetten tegen een gezondere leefstijl. Blijkbaar hebben mensen ook iets tegen leren van gemaakte fouten – we hadden überhaupt nooit zoveel vlees moeten gaan eten. Íets minder vlees dus. Het vreemde is dat de Nederlandse overheid, naast spotjes over minder vlees en ondanks de slechte stand van de vispopulaties, het vis eten propageert vanwege de omega 3 en 6 vetzuren. Los van de discutabele gezonde eigenschappen, kunnen deze vetzuren namelijk ook uit plankton gehaald worden – daar haalt de vis het tenslotte ook uit. Een stuk duurzamer!

Zijstapje: Er zijn meer momenten in de geschiedenis geweest waarop overheden grote invloed hebben uitgeoefend op het eetpatroon van hun bevolking. Een klassiek voorbeeld zijn de acties van de Amerikaanse overheid in de Tweede Wereldoorlog (1943), toen bleek dat door de hoeveelheid naar het front verscheepte rundvlees de eiwitcomponent in het Amerikaanse dieet in gevaar kwam. Een mogelijke oplossing was het eten van orgaanvlees, dat wel volop beschikbaar was, maar de gemiddelde Amerikaan haalde daar zijn neus voor op. De overheid reageerde door een commissie aan te stellen die ruim 200 onderzoeken is gestart, met als doel uit te vinden wat bepaalt wat mensen eten. De uitkomst was een combinatie tussen het wegnemen van barrières (“ik weet niet hoe ik het klaar kan maken”) en het bieden van positieve beelden (“echte vaderlanders eten orgaanvlees om de troepen te steunen”). Ondanks de relatief korte resterende duur van de oorlog, wisten ze orgaanvlees tot een integraal deel van het dieet te maken. Dit soort methoden kan elke overheid nu ook nog gebruiken om gezond eten of alternatieve eiwitbronnen te promoten, maar het principe van het weghalen van barrières – essentieel voor succes – wordt vaak over het hoofd gezien.

Een ander, misschien belangrijker gevoel op de internetfora is dat het niet duidelijk is waarom minder vlees eten de wereld zou gaan helpen; vlees wordt minder geproduceerd, dus zou het volgens de middelbare school economieles duurder moeten worden: nog slechter voor de arme landen. Helaas ziet die gedachtegang een paar dingen over het hoofd. Vlees wordt gemaakt met soja, maar ook andere granen uit overwegend arme landen. Minder vleesconsumptie hier, betekent dus meer en goedkoper graan beschikbaar voor de mensen die het nodig hebben. Ook is de omzetting van graan naar vlees zo inefficiënt (van 2 kilo graan voor 1 kilo vlees bij kip tot 25 kilo graan voor 1 kilo rund) dat er van het overgebleven graan veel meer mensen gevoed kunnen worden dan met het vlees. Het scheelt ook nog eens miljoenen liters water. Als we 25% van de wereldwijde voedselproductie verspillen – en dat is vooral door de vleesconsumptie en -verspilling een realistisch getal – en we besluiten dat niet meer te doen, scheelt dat 675 triljoen liter water. Dat is in principe genoeg om die 9 miljard mensen elke dag 200 liter water te laten gebruiken.

Zaterdag deel 3; een potentieel positief vooruitzicht!