Leuk natuurlijk, dat VVD en PvdA samen een kamermeerderheid vormen. Maar vergeet even de partijen, er zijn ook heel andere meerderheden denkbaar. Zo’n goede afspiegeling van het volk is die ‘vertegenwoordiging’ namelijk niet.
1. De doctorandussencoalitie
De meest voor de hand liggende kamermeerderheid. Op straat maken de hoger opgeleiden ongeveer een derde van de bevolking uit, in de Kamer zijn ze goed voor meer dan 90 procent. Liefst 127 kamerleden studeerden aan een universiteit (en veruit de meesten maakten het af). Daarnaast zijn er 18 hbo’ers onder de kamerleden.
2. Beroepsbestuurders aan de macht
Nog schever ligt het als je kijkt wát men studeerde. De Kamer blijkt dan bevolkt door hordes bestuurskundigen, bedrijfskundigen, politicologen, juristen en economen. Bij elkaar opgeteld vormen deze ‘beroepsbestuurders’ een ruime meerderheid: 80 zetels.
Opvallend is dat de bèta’s in de Kamer slechts een splinterpartij vormen: het zijn er maar 4 (waarvan de twee bekendste microbioloog Ronald Plasterk en kernfysicus Diederik Samsom).
Als je in de Kamer heel hard roept: ‘Is er een dokter in de zaal?’, dan staan Paul Ulenbelt en Henk van Gerven (beiden SP) op.
3. Ambtenarencoalitie
Onder de Kamerleden bevinden zich 8 leraren, 5 journalisten, 10 consultants, 5 advocaten, 2 rechters en 11 (ex-)directeuren van een bedrijf. Maar veruit de grootste groep vormen de ambtenaren. Samen zijn ze goed voor zeker 37 kamerzetels.
Tel je iedereen die vóór de Tweede Kamer op de een of andere manier werd betaald door de overheid mee, dan ontstaat een ruime meerderheid, van liefst 90 ‘ambtenaren’.
4. Het herenakkoord
Zo kan het natuurlijk ook: de mannen aan de macht. De nieuwe Kamer is buitengewoon mannelijk: aan 93 van de 150 kamerleden zit een tuutje. Goed voor een afgetekende meerderheid.
5. De Holland-coalitie
Wat ze in de provincie zeggen is waar, de Tweede Kamer is écht een verzamelplaats voor stedelijke westerlingen. Tel de Zuid- en de Noord-Hollanders bij elkaar op, en je hebt een kamermeerderheid van 80 zetels. Doe de Utrechtse kamerleden erbij, en je hebt haast een tweederde meerderheid.
Daar kunnen die boerkes uit Zeeland (3 stuks), Drenthe (3), Groningen (4) en Friesland (5) een puntje aan zuigen. Ook provincies als Brabant en Limburg komen er in het Haagse nauwelijks aan te pas: bij elkaar opgeteld leveren ze evenveel kamerleden als er alleen al uit de stad Den Haag komen.
Fijn, zo’n volksvertegenwoordiging. Het is gechargeerd, maar als je door je ooghaartjes kijkt, is het typische kamerlid gewoon een afgestudeerde Haagse ambtenaar van het mannelijke soort.
(Vandaag in de papieren Volkskrant een veel uitgebreider overzicht. Gegevens ontleend aan Parlement.com en aan de websites van de partijen.)