Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Jan Rotmans, hoogleraar transitiekunde bij de Erasmus Universiteit Rotterdam.

‘Het was 23 augustus 2004 en met mijn racefiets sloeg ik over de kop. Plaats van handeling waren de Franse Pyreneeën. Ik werd pas wakker in het ziekenhuis in Lourdes. Alles wat er te breken viel in mijn gezicht was gebroken: mijn kaak, neus, jukbeenderen, oogkas en zo kan ik nog wel even doorgaan. Daar, liggend in een Frans hospitaal kreeg ik het grootste inzicht in mijn leven: alle kennis die ik heb, moet ik gebruiken voor de samenleving.

Als wiskundige was ik meer dan dertig jaar geleden in Delft gepromoveerd op een klimaatmodel. Daarna had ik het geschopt tot jongste hoogleraar van Nederland. Alles wat ik toentertijd deed was nieuw – in die tijd werd er nog niet veel over klimaat en duurzaamheid gesproken.

Jan Rotmans
Beeld: DRIFT

Door die val moest ik meer dan een jaar revalideren. Ik wist het toen zeker, ik moest de samenleving vertellen wat ik weet; ik moest mensen voorlichten. Ik was niet langer scientist maar een scientivist: een wetenschapper en actievoerder tegelijk. In die tijd heb ik DRIFT opgericht, een transitieonderzoeksinstituut. Tevens stond ik mede aan de wieg van Urgenda, een organisatie die Nederland sneller duurzamer wil maken.

De echte uitdaging begint nu pas. Of het nu gaat over de transitie naar niet roken, gezonde voeding of duurzame energie. Er moet heel veel gebeuren en wel zo snel mogelijk. Zonder die val in de bergen was ik gewoon wetenschapper gebleven. Misschien was ik dan niet zo zeker van mijn zaak geweest.’