Onderzoek aan fossiele eierschalen brengt mogelijk een langlopend debat tot een einde: waarschijnlijk waren alle soorten dinosauriërs warmbloedig. Dit betekent ook dat de voorouders van de dinosauriërs warmbloedig waren, zegt onderzoeksleider Robin Dawson van de Yale-universiteit.
De meeste onderzoekers waren het er al over eens dat theropoden, gevederde dinosauriërs waaruit vogels zijn geëvolueerd, warmbloedig waren. Maar over de mogelijke warmbloedigheid van andere groepen dinosauriërs bestond nog steeds onenigheid.
Drie nieuwe eierschalen
Tot voor kort hadden we alleen indirecte methoden tot onze beschikking om de lichaamstemperatuur van dieren uit het verre verleden te bepalen. Nu is er echter een methode om te bepalen op welke temperatuur organisch materiaal in een lichaam vormt, gebaseerd op koolstof- en zuurstofisotopen. Wanneer je deze techniek toepast op eierschalen, dan kun je erachter komen wat de lichaamstemperatuur van de moeder was op het moment dat de schalen vormden.
In 2015 pasten onderzoekers de methode toe op eierschalen van een theropode en een sauropode – een langnekdinosauriër – en ontdekten dat ze beide warmbloedig waren. Nu heeft Dawsons team de methode op drie nieuwe fossiele eierschalen toegepast.
Een van die eierschalen is afkomstig van de theropode Troodon formosus en een andere van de eendenbekdinosaurus Maiasaura peeblesorum. De onderzoekers gaan ervan uit dat een derde eierschaal van een dwergtitanosaurus is, een soort sauropode, maar deze dinosaurus is nog niet definitief geïdentificeerd.
Warmbloedigheid
De analyse van het team wijst erop dat de eendenbekdinosaurus een lichaamstemperatuur had van 44 graden Celsius, de troodon een temperatuur tot 38 graden en de dwergtitanosaurus 36 graden – allen warmer dan de temperatuur van de omgeving waarin ze leefden.
Het belangrijkste hieraan is dat eendenbekdinosauriërs tot een andere groep horen dan theropoden en sauropoden, die nauwer aan elkaar verwant zijn. Onder de eendenbekdinosauriërs vallen bijvoorbeeld de triceratops en de stegosaurus.
Het is niet heel waarschijnlijk dat warmbloedigheid in de loop van de evolutie in al deze groepen apart is ontstaan, zegt Dawson. Dat impliceert dat alle dinosauriërs deze eigenschap deelden – en dat die een voorouderlijke oorsprong heeft. ‘Als deze drie grote groepen hun lichaamstemperatuur met hun metabolisme konden verhogen, dan is dat iets dat voor alle dinosauriërs geldt’, zegt ze.
Heterothermisch
Het lijkt er wel op dat de lichaamstemperatuur van de troodon soms daalde tot 28 graden, zegt Dawson. Mogelijk was de troodon heterothermisch: in staat om zijn temperatuur te laten zakken voor energiebesparing, een trucje dat veel vogels en zoogdieren vandaag ook kunnen.