De periodieke toename en afname van het aantal meteorietinslagen op Aarde is mogelijk een statistische luchtspiegeling.

Het is al jaren een hit bij wetenschappelijke complotdenkers: speculaties over Nemesis, een planeet of ster die volgens hen elke 13 tot 50 miljoen jaar een spervuur aan meteorieten op de Aarde afvuurt. Bewijs voor deze vergezochte theorie vinden voorstanders in een periodieke toename en afname van het aantal meteorietinslagen in de afgelopen 250 miljoen jaar. Een nieuwe analyse van sterrenkundig statisticus Coryn Bailer-Jones, verbonden aan het Duitse Max Planck instituut, toont echter aan dat dat 'bewijs' op niets meer berust dan een statistisch misverstand.

Oortwolk
De bewering dat er een periodiek spitsuur is voor inslagen van grote ruimtestenen, werd halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw voor het eerst gedaan. Bewijs daarvoor vonden onderzoekers na bestudering van de ruwweg 200 duidelijkste kraters op Aarde. Uit geologische gegevens konden zij vervolgens de leeftijden afleiden.


Krater in de Amerikaanse Arizonawoestijn. Bron: NASA

Deze periodieke toename en afname vormde aanleiding tot verschillende verklaringen. Zo meenden sommige sterrenkundigen dat een eigenaardigheid in de periodieke beweging van ons zonnestelsel ten opzichte van de Melkweg ervoor kon zorgen dat er soms wat meer en dan weer wat minder aan de objecten in de Oortwolk getrokken zou worden. De Oortwolk is een enorm reservoir van brokstukken die overbleven na de vorming van de planeten en ligt op ongeveer een lichtjaar afstand als een soort deken om ons zonnestelsel heen.

Een meer spectaculaire verklaring vormt Nemesis – een planeet of ster (een bruine of rode dwerg) die volgens sommigen in een langerekte baan rond de Zon draait. Die baan zou de planeet of ster periodiek door de Oortwolk moeten voeren, waar hij dankzij de invloed van zijn zwaartekracht een aantal brokstukken uit hun baan zou kunnen duwen en ze zo op de Aarde zou kunnen vuren.

Bayesiaans
Volgens Bailer-Jones kunnen al die verklaringen echter naar de prullenbak, omdat de onderzoeksgegevens bij het afleiden van de periodieke toename en afname niet de getrokken conclusie rechtvaardigen. De onderzoekers zijn volgens hem het slachtoffer geworden van een subtiliteit in de statistiek van de gebruikte frequentie-analyse. 'Mensen hebben de neiging patronen in de natuur te vinden die er niet zijn', stelt hij in een persverklaring. 'Helaas versterkt de traditionele statistiek die neiging soms.'

Bailer-Jones ging daarom in zijn analyse uit van een alternatieve Bayesiaanse methode, waaruit volgens hem al snel bleek dat er geen sprake was van simpele periodieke variaties. In plaats daarvan vond hij wel een andere zorgwekkende trend: een lichte toename in het aantal inslagen vanaf 250 miljoen jaar geleden.

Begroeid
Voor die trend zijn overigens wel alternatieve verklaringen te vinden. Zo zullen oudere kraters eerder erroderen, zich weer vullen en begroeid raken. De gevonden toename betekent mogelijk simpelweg dat oude, kleine kraters moeilijker te vinden zijn dan nieuwe, grote. Wanneer Bailer-Jones alleen keek naar kraters groter dan 35 kilometer en jonger dan 400 miljoen jaar, verdween de trend als sneeuw voor de zon.

Toch kan het ook goed dat de toename die Bailer-Jones vond wel degelijk bestaat. Bestudering van kraters op de Maan – die niet erroderen of zich vullen – laten eenzelfde soort trend zien.

George van Hal