Al 12.000 jaar geleden wisten mensen hoe ze een feestje moesten bouwen.

Dat blijkt uit de restanten van een feestmaal die Israëlische archeologen in een grot in Noord-Israël hebben blootgelegd. De onderzoekers vonden onder meer twee leeggeschraapte reuzenschildpadden: genoeg om minstens 35 mensen mee te voeden, aldus de archeologen.

Erg feestelijk was de aanleiding niet. De restanten – behalve schildpadschilden vond men ook zoogdierbotten – lagen immers bij het graf van een persoon waarvan men aanneemt dat het een sjamaan was.


Een van de achtergebleven wervels na het feest.

Relevant is de vondst echter wel. Gezamenlijke feestmaaltijden duiden immers op gedrag dat eerder hoort bij mensen in een nederzetting dan bij jager-verzamelaars. In een nederzetting zit men immers meer op elkaars lip, en gezamenlijke rituelen worden dan belangrijk om de omgang te regelen.

Wilde granen

Rond 12.000 jaar geleden begon in het Midden-Oosten net de overgang plaats van nomadisch leven naar een bestaan in permanente nederzettingen. De ijstijd liep op zijn eind, en in milde streken als Israël was zoveel te eten, dat men niet meer op pad hoefde om aan voedsel te komen.

Rond diezelfde tijd vonden ook de eerste proeven met wilde granen plaats, die later zouden uitmonden in de uitvinding van de landbouw.

De Israëlische archeologen publiceerden hun vondsten eind augustus in het vakblad Proceedings of the National Academy of Sciences.