Bacteriën kunnen helpen om kernafval op te ruimen, laten Engelse microbiologen weten. Zij publiceerden hun vondst in het Multidisciplinary Journal of Microbial Ecology.
De biologen vonden de eencellige opruimers in de alkalische bodem van een industrieterrein, in het noorden van Engeland. Een alkalische grond bestaat uit kleibodem met een hoge zuurgraad (groter dan 9). De bodem laat nauwelijks water door. Door deze omstandigheden zijn er maar weinig organismen die in alkalische grond kunnen leven. De gevonden bacterie is echter een extremofiel: een organisme dat goed gedijt in extreme omstandigheden. Daarom kan de bacterie waarschijnlijk ook overleven in de moeilijk begaanbare gebieden waar kernafval ligt.
Gevaarlijke stoffen
Kernafval dat begraven ligt, zit in betonnen omhulsels. Wanneer grondwater met het kernafval in aanraking komt, reageren de stoffen met het beton. Dat leidt tot een aantal gevaarlijke reactieproducten, waaronder isosacharine-zuur. Als dit zuur op zijn beurt met het uranium bindt, maakt dat de onstabiele en giftige stoffen in het afval oplosbaar. Daardoor kunnen zij ontsnappen in het grondwater.
Kernafval als snack
De gevonden bacterie gebruikt isosacharine-zuur echter als voedingsstof. Hij breekt het zuur daarbij netjes af. Het organisme kan dus worden ingezet om kernafval op een veilige manier op te ruimen. In extreme zuurstofarme omstandigheden kan het organisme zelfs overschakelen op nitraat of ijzer om te blijven functioneren. Dus ook dan is de afbraak van isosacharine-zuur gegarandeerd.
De grond rondom kernafval zal wel wat verschillen van de alkalische bodem van een industrieterrein, maar volgens de onderzoekers is dat geen probleem. ‘Deze micro-organismen hebben zich in enkele tientallen jaren aangepast om in de alkalische bodem te leven. De kans is dus groot dat vergelijkbare bacteriën zich zullen ontwikkelen die rondom kernafval kunnen leven en isosacharine-zuur afbreken. Kernafval is voor duizenden jaren begraven, dus de organismen hebben genoeg tijd om zich aan te passen’, aldus onderzoeker Jonathan Lloyd in een persverklaring.
Lees ook: