Bedwantsvrouwtjes hebben een manier om ongewenste gevolgen van bevruchting te voorkomen. Al voordat de inseminatie plaatsvindt, maken ze eiwitten aan die een bacteriële infectie te lijf kunnen gaan.
Bedwantsen zijn kleine insecten die zich voeden met het bloed van mensen en huisdieren. Ze veroorzaken jeukende rode bultjes en zijn logischerwijs geen welkome gast in je bed.
Ze kunnen je het leven flink zuur maken, maar ook het leven van de bedwants zelf gaat niet over rozen. De voortplanting van deze ongewenste bedpartners is een nogal pijnlijke aangelegenheid. Om de eitjes te kunnen bevruchten, prikt de mannelijke bedwants zijn naaldachtige penis in de buikwand van het vrouwtje, een verschijnsel dat traumatische inseminatie heet.
De wond die hierbij ontstaat, maakt het bedwantsvrouwtje kwetsbaar voor bacteriële infecties. Bedwantsvrouwtjes hebben echter een manier om zulke infecties te voorkomen, zo ontdekten onderzoekers van de universiteit van Sheffield.
Bescherming
Vrouwelijke bedwantsen die net gegeten hebben – die zich hebben volgezogen met bloed – maken meer eitjes aan dan hongerige vrouwtjes. Dat maakt de vrouwtjes die vol bloed zitten aantrekkelijkere partners voor hun mannelijke soortgenoten, wat de kans op inseminatie groter maakt. Omdat vrouwtjes na zo’n bloedmaaltje nogal opzwellen, is het voor de mannetjes al snel duidelijk welk vrouwtje ze moeten hebben.
De onderzoekers verdeelden vrouwelijke bedwantsen in twee groepen. Een groep kreeg op regelmatige momenten te eten, elke zeven dagen. De andere groep kreeg op willekeurige momenten te eten, maar gemiddeld genomen had ook die groep elke zeven dagen toegang tot een lekker vloeibaar rood maal. Na de maaltijd werd bij beide groepen de traumatische inseminatie nagebootst.
De onderzoekers zagen dat vrouwelijke bedwantsen die elke zeven dagen eten kregen, het eten gebruikten als aanwijzing dat inseminatie aanstaande was. Na het eten produceerden de bedwantsen eiwitten die bacteriën onschadelijk maken, zogeheten lysozymen. Op deze manier is de bedwants beter beschermd tegen de mogelijke nare gevolgen van de inseminatie.
Bedwantsen die niet regelmatig aten, en dus ook niet konden anticiperen wanneer de inseminatie plaats zou vinden, deden dit niet. Ze verhoogden de aanmaak van lysozymen pas na de inseminatie.
De onderzoekers zagen ook dat vrouwtjesbedwantsen die hun immuunsysteem activeerden vóór inseminatie uiteindelijk een grotere kans hadden op overleven dan vrouwtjes die dit niet deden.
Bestrijding
Over het algemeen hebben vrouwtjesbedwantsen regelmatig toegang tot bloed, omdat ze langere tijd op een relatief grote gastheer leven. Daarom is het waarschijnlijk dat bedwantsen dit beschermingsmechanisme ook in de natuur inzetten.
Veel mensen zullen het erover eens zijn dat ze de bedwants liever kwijt zijn dan rijk. Uiteindelijk hopen de onderzoekers dan ook met meer kennis over hoe bedwantsen hun immuunsysteem reguleren, nieuwe manieren te vinden om de beestjes te bestrijden.