Uit archeologische vondsten blijkt dat 18e-eeuwse Nederlanders liever thee en koffie dronken dan bier.
Er gaat niks boven een lekker bakkie thee of koffie. Zo dacht de 18e-eeuwse cafébezoekers er tenminste over. Uit archeologische vondsten blijkt dat de consumptie van koffie en thee populair werd. Mede door de stijgende populariteit van rode wijn ging de bierverkoop achteruit.
De Rotterdamse historica Cora Laan deed onderzoek naar drankcultuur in de 18e eeuw. Omdat er geen geschreven bronnen waren over dit onderwerp, moest zij het doen met archeologische resten die zijn opgegraven in een beerput van de eind-18e-eeuwse Vlaardingse herberg De Visscher.
Laan vergeleek inhoud van de Vlaardingse beerput met scherven in een put van een Delftse kroeg. In de Delftse put zaten ook resten uit het begin van de 18e eeuw. Door deze vergelijking bleek dat in de Vlaardingse kroeg veel meer thee- en koffiegerei aanwezig was dan in Delft. Ook zaten er meer wijnglazen in de put. Uit literatuuronderzoek was al gebleken dat de bierprijs aan het einde van de 18e eeuw omhoog ging.
Koffie en thee
Dankzij een boedelinventaris uit 1774 van een van de eigenaren van herberg De Visscher, Hendrik van Zeegen, bleek dat stamgasten in het voorhuis van de herberg vooral alcohol dronken, terwijl men in de meer besloten achterkamer thee en koffie nuttigde.
Laan onderzocht ook tonputten van rijke en arme huishoudens in Delft. Uit deze scherven bleek dat de gegoede klasse voorop liep met het drinken van koffie en thee. Vanaf ongeveer 1750 steeg de consumptie van warme dranken bij de lagere klassen.
Mariëtte Bliekendaal