Achttien uur discussiëren over 23 pagina’s. Dat gebeurt op de VN-conferentie IPBES in Maleisië, waar 124 landen deze week een lijst met beleidsadviezen opstellen om de bestuiving van planten en daarmee de biodiversiteit en ecosystemen te verbeteren.
Deze week is het vierde IPBES-congres (Intergouvernementele Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten) in Maleisië. Het IPBES-platform doet voor de biodiversiteit en ecosystemen wat het IPCC-panel doet voor het klimaat: adviezen opstellen voor beleidsmakers aan de hand van betrouwbare wetenschappelijke informatie. Beide zijn op poten gezet door de Verenigde Naties.
Tachtig wetenschappers
In aanloop naar deze week hebben tachtig wetenschappers anderhalf jaar lang gewerkt aan een rapport van achthonderd pagina’s met daarin de wereldwijde stand van zaken over bestuiving en ‘bestuivers’. Daarin komt bijvoorbeeld het belang van bestuiving voor de landbouw aan bod maar ook de oorzaken van de achteruitgang van bestuivers zoals bijen. Er kwamen drie versies aan te pas na ruim tienduizend ingezonden commentaren.
Op de conferentie van IPBES wordt het lijvige rapport gedecimeerd tot 23 pagina’s met beleidsadviezen voor de deelnemende landen. Hoe gaat dat eraan toe? Ter plekke is Koos Biesmeijer, de wetenschappelijke directeur van Naturalis Biodiversity Center. Hij heeft meegeschreven aan het rapport en maakt daarom deel uit van het tienkoppige wetenschappelijke panel op het podium. In de zaal zitten de vertegenwoordigers van de 124 landen.
‘Op een groot scherm worden de 23 pagina’s zin voor zin tegen het licht gehouden. Dat duurt in totaal achttien uur. Alle overheden beschikken over een knop waarmee ze een interventie kunnen plegen’, zegt Biesmeijer. ‘We hebben zojuist een uur gediscussieerd over vier regels, we steggelen veel over betekenissen, maar al met al is het een constructief proces. De uiteindelijke beleidssamenvatting moet in een toegankelijke tekst worden gegoten die iedereen kan begrijpen. We geven daarin verschillende opties, we zeggen niet precies wat overheden moeten doen.’
Bloemenstroken
De debatten zijn op woensdag 24 februari in volle gang. Deze week mag hier geen enkele informatie naar buiten, zegt Biesmeijer. ‘Alles staat nog tussen haakjes of heeft de status van suggesties. Een advies dat wetenschappelijk onomstreden is en zeker tot de aanbevelingen behoort, is het plaatsen van bloemenstroken langs landbouwgronden om bestuivers aan te trekken. Hierdoor kun je de biodiversiteit op landbouwgronden vergroten.’
Hoe kun je biodiversiteit eigenlijk meten? ‘Dat is inderdaad lastig, al kun je ervan uitgaan dat de bestuiving van planten en bloemen een goede maat is voor het aantal bestuivers. Daar hebben we in Nederland buitengewoon goed zicht op, vooral dankzij de tienduizenden amateurwetenschappers die al ruim honderd jaar lang allerlei insecten als vlinders, bijen, hommels in kaart brengen. Vergelijk het met het tellen van vogels.’
Bijensterfte
De bijensterfte lijkt een halt toegeroepen, zegt Biesmeijer, die in 2006 als eerste een uitgebreide analyse publiceerde in Science over de bijensterfte en de consequenties voor planten. ‘De grote dip, met dieptepunten in de jaren zeventig en tachtig, is in ieder geval voorbij. Ik geloof graag dat dit komt omdat we bewuster met het milieu omgaan, minder schadelijke pesticide gebruiken en meer rekening houden met biodiversiteit. Maar dat moeten we eerst goed onderzoeken. De klimaatverandering is voor bijen overigens geen slecht nieuws. In Nederland komen 360 soorten voor, in een milder klimaat als in Frankrijk 900.’
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees verder: