Opnieuw ligt een veeziekte op de loer voor de dieren van Nederlandse boeren: mond- en klauwzeer.
Na de uitbraak van mond- en klauwzeer (MKZ) in Groot-Brittannië gingen gisteren alle grenzen voor Brits vee en vlees op slot. Veehouders nemen voorzorgsmaatregelen en werken met desinfecterende middelen. Voor de Nederlandse veeboeren kunnen de maatregelen niet hard genoeg zijn. Zij vrezen (na de varkenspest en BSE) de uitbraak van een derde zeer besmettelijke ziekte binnen vijf jaar onder de Nederlandse veestapel.
Ondanks voortdurende dreiging van het besmettelijke MKZ – door epidemieën in (Noord-)Afrika, Turkije en Pakistan – brak er in Nederland sinds 1984 geen mond- en klauwzeerepidemie meer uit. Het virus kan zich echter razendsnel onder een veestapel verspreiden. Het gebruikt hiervoor zowel directe (dier-dier) als indirecte (bijvoorbeeld dier-mens-dier) contacten. Ook kan lucht en besmet bloed, mest, urine of vlees voor indirecte verspreiding zorgen.
Er bestaan verschillende (sub)typen van het virus met ongeveer gelijke klinische verschijnselen. Door blaarontwikkeling gaan vooral de grote herkauwers extra speeksel produceren en kwijlen. Blaren aan de kroonrand van de klauwen leiden tot kreupelheid. Runderen en vooral jonge dieren tonen een grotere gevoeligheid en kunnen aan de virusinfectie sterven.
De veehouders kunnen naast de voorzorgsmaatregelen niet veel doen. Ze wachten nu in spanning af of er ook in Nederland gevallen van mond- en klauwzeer op zullen dagen. De periode tussen besmetting en het vertonen van verschijnselen varieert namelijk tussen de twee tot veertien dagen. De Nederlandse boeren strepen de dagen af; nog twaalf te gaan.
Ellen Althuizen