Cafeïne vormt een beter bewijs voor lekkende riolen dan colibacteriën.

Doorgaans kijken onderzoekers naar de aanwezigheid van colibacteriën als ze willen weten of riolen hebben gelekt naar het oppervlaktewater. Volgens hoogleraar Sébastien Sauvé van de universiteit van Montréal kunnen ze beter de hoeveelheid cafeïne meten.

Sauvé nam een groot aantal watermonsters uit rivieren, beekjes en wateroverstorten. Hij onderzocht daarin de aanwezigheid van colibacteriën, cafeïne en het anti-epilepsiemiddel carbamazepine. Van deze drie indicatoren bleek cafeïne, dat in het milieu binnen enkele weken tot maanden is afgebroken, een betrouwbaar bewijs voor verontreiniging met menselijke ontlasting. Carbamazepine vormde geen goede indicator, wellicht doordat het te langzaam wordt afgebroken. Colibacteriën in de watermonsters kunnen ook afkomstig zijn uit de ontlasting van wilde dieren en vormen daarom geen unieke aanwijzing dat er ergens een riool lekt.

De voorgestelde cafeïnemeting voorkomt dat technici op zoek gaan naar een rioollek dat er niet is. ‘Elk watermonster met het cafeïne-equivalent van meer dan tien kopjes koffie verdund in een zwembad van Olympisch formaat’, zo stelt Sauvé, ‘ is vast en zeker besmet met colibacteriën uit menselijke ontlasting’.