De weersverwachting voor Pluto is binnen: de komende honderd jaar kunnen we vorst verwachten. Uit een analyse blijkt dat de atmosfeer van de dwergplaneet zijn maximale druk heeft bereikt en dat nu stikstof op het oppervlak zal vastvriezen.
In 1985 vingen astronomen voor het eerst een glimp op van Pluto’s ijle atmosfeer. Dat gebeurde toen de dwergplaneet voor een verre ster langs schoof, een gebeurtenis die bekendstaat als een occultatie. Sindsdien hebben wetenschappers gedurende ongeveer een dozijn occultaties gegevens verzameld over de atmosfeer. Daaruit bleek dat de gaslaag in de afgelopen dertig jaar geleidelijk aan is gegroeid.
Deze groei wordt veroorzaakt door de langzaam veranderende seizoenen op Pluto, die optreden dankzij de elliptische baan om de zon (die 248 aardse jaren duurt). Nadat de dwergplaneet het dichtstbijzijnde punt bij de zon in 1989 bereikte, kantelde het noordelijke halfrond geleidelijk naar de zon toe. Daardoor nam de temperatuur toe van Spoetnik Planitia, een groot reservoir van stikstofijs dat in 2015 door NASA-ruimtesonde New Horizons werd ontdekt. Het ijs warmde op en verdampte, waardoor de atmosferische druk toenam.
Winter is coming
Van 1988 tot 2016 steeg de oppervlaktedruk met een factor drie, van 0,4 tot 1,2 pascal. Maar Spoetnik Planitia gaat nu een eeuw durende schemering tegemoet, wat suggereert dat de atmosfeer op het oppervlak van Pluto opnieuw begint te condenseren en te bevriezen. Gedurende de komende honderd jaar zal de gaslaag dus extreem dun worden.
‘Het zal niet helemaal verdwijnen, maar meer dan 95 procent van de atmosfeer zal op het oppervlak neerslaan’, zegt Bruno Sicardy van de Sorbonne Universiteit in Parijs, die ontwikkelingen van de atmosfeer volgt. ‘Het zal ‘sneeuwen’: aan de oppervlakte zal het gas bevriezen en vorst veroorzaken.’
Het onderzoek geeft ons langetermijninformatie over de dwergplaneet. Het verschilt daarmee van de gegevens die de New Horizons-sonde tijdens zijn korte flyby opleverde, zegt Leslie Young van het New Horizons-team. ‘Dit benadrukt het belang van zowel grondobservaties als ruimteobservaties,’ aldus Young.