De levensstijl van de dinosauriër Pachycephalosaurus blijkt een stuk minder woest dan werd aangenomen. Twee Amerikaanse paleontologen zaagden schedels in plakjes en kwamen tot verrassende conclusies.
Pachycephalosauriërs zijn gemakkelijk herkenbaar aan de stevige bult op hun schedel. Al in 1955 suggereerde de paleontoloog Ned Colbert dat zo’n bult dienst kon doen als een soort stormram, waarmee bronstige mannetjes elkaar murw beukten in de strijd om dominantie in de kudde.
De paleontologen Mark Goodwin en Jack Horner trekken de wilde ideeën omtrent de schedelbult ernstig in twijfel. Hoewel de headbanghypothese als algemene waarheid gold, was zij slechts gebaseerd op de wankele basis van de parallel in gedrag met het Noord-Amerikaanse bergschaap. De mannetjes van deze soort zijn onder elkaar geen lieverdjes: ze beuken en sjorren onderling heel wat af. Toch vallen daarbij nauwelijks slachtoffers, want de hoorns en de schedel vangen door hun lichte, sponsachtige structuur moeiteloos de zwaarste schokken op.
Dwarslaesie
Goodwin en Horner zaagden schedels door van Pachycephalosaurussen onderzochten of de vergelijking met bergschapen wel opging. De dinoschedels hadden echter een heel wat minder sponsachtige structuur, zodat een eventuele klap door de hele schedel doorgalmt. De nekwervels moeten vervolgens een belangrijk deel van het gebeuk opvangen. Met de kromme nek van Pachycephalosaurus zou dat best een dwarslaesie kunnen betekenen.
De paleontologen hebben de door hen ontkrachte headbanghypothese vervangen door een nieuwe. De schedelbulten zijn onbruikbaar als headbang-gereedschap, maar prima geschikt als middel om aandacht te trekken. Bovenop de schedelbult kan nog een hoornachtige stuctuur hebben gegroeid. Deze is niet fossiliseerbaar, dus de vorm en de kleur blijven onbekend. Zelfs een Pachycephalosaurus met een felgekleurde kabouterpuntmuts behoort tot de mogelijkheden.
Anne Schulp