Met behulp van afgehakte vinnen van dode dolfijnen en walvissen hebben Amerikaanse onderzoekers een nieuwe onderzoeksmethode ontwikkeld om de hydrodynamische eigenschappen van verschillende walvisachtigen te meten.
Met behulp van een CT-scanner maakte een 3D-printer nauwkeurige schaalmodellen van de afgehakte vinnen van dode dieren. Vervolgens plaatsten de onderzoekers deze in een watertunnel. Hierin werden de vinnen blootgesteld aan waterstromingen van twee meter per seconde. De onderzoekers bestudeerden hoe dolfijnen, walvissen, en bruinvissen hun stuurvinnen gebruikten. Ze keken voornamelijk naar de liftkracht en de wrijving van deze vinnen.
Dit is de eerste keer dat een dergelijke methode gebruikt werd. Tot nu toe waren de onderzoekers beperkt tot het observeren van de dieren in hun natuurlijke omgeving.
Vliegtuigvleugel
In totaal bestudeerden de onderzoekers elf vinnen van zeven verschillende walvisachtigen. De verscheidenheid aan vinvormen en afmetingen bleek groot te zijn. Volgens de onderzoekers hangen de verschillen in vinvorm samen met de leefgewoonten van deze dieren. De Orinocodolfijn (Inia geoffrensis) hangt vaak bewegingloos in het water en doet het rustig aan. Dit in tegenstelling tot de veel speelsere gewone dolfijn (Delphinus delphis) die zich met snelheden van ruim vijftig kilometer per uur door het water kan voortbewegen.
Ook vergeleken de onderzoekers de weerstand en efficiëntie van de vinnen met een vliegtuigvleugel. Uit de metingen bleek dat deze veel overeenkomsten vertonen. Zowel de vinnen als de vleugels ondervinden weinig wrijving en veel liftkracht.
Dorette Bos
Bron: EurekAlert