Taalkundige Stella Telles ontdekt in het Amazonegebied een spreekster van de verloren gewaande indianentaal Lakondê.

Tijdens haar onderzoek naar de bijna uitgestorven indianentaal Latundê, ontdekt promovendus Stella Telles van de Vrije Universiteit in Amsterdam onverwachts een spreker van het Lakondê, een verwante taal waarvan men dacht dat hij was uitgestorven. Een oude vrouw bleek de enige die de taal nog machtig was.

De van oorsprong Braziliaanse onderzoekster leefde gedurende vier jaar ongeveer drie maanden per jaar samen met een stam Nambikwara-indianen in het Amazonegebied. Zo leerde ze het Latundê, dat nog door slechts negentien indianen wordt gesproken. Een oude vrouw uit deze groep bleek echter geen Latundê, maar het doodgewaande Lakondê te spreken. Beide talen behoren tot de Nambikwara-taalgroep. Deze taalgroep is uniek en waarschijnlijk niet verwant met enige andere taalgroep. In totaal spreken nog elfhonderd Nambikwara-indianen één van de talen die tot deze taalgroep behoren.

Een opvallende gewoonte van de indianenstam is dat ze niet in de gebruikelijke hangmatten slapen, maar in de as van een gedoofd houtvuur. De omringende indianenvolken, die de hangmat als slaapplaats prefereren, kijken hierop neer. De Latundê-indianen voelen zich hierdoor minderwaardig. Daarnaast leeft de stam samen met twee andere, economisch succesvollere indianengroepen. De groep past zich aan deze andere culturen aan en weinig ouders leren hun kinderen nog de moedertaal.

Door het slapen in de as van een houtvuurzien de Latundê-indianen er een beetje smoezelig uit.

Sabrine Caspers