Het concept van verdringing van traumatische herinneringen is aan herziening toe.
Geheugenverlies na een traumatische gebeurtenis is vaak beschreven in de literatuur, maar was nog nauwelijks experimenteel onderzocht toen Bernet Elzinga aan haar promotie-onderzoek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam begon. Zij bestudeerde de factoren die een rol spelen bij het ontstaan van zulk geheugenverlies.
De gangbare modellen voor geheugenverlies na traumatische ervaringen gaan uit van het Freudiaanse concept van ‘verdringing’: patiënten dwingen zichzelf de nare herinneringen opzettelijk te vergeten. De experimentele bevindingen van Elzinga ondersteunen de verdringingstheorie echter niet. De Amsterdamse geheugendeskundige denkt dat andere processen – cognitieve én in belangrijke mate ook neurobiologische – een rol spelen bij het ontstaan van de geheugenproblemen.
Elzinga ontdekte dat activering van het zogenaamde stress-systeem bij mensen leidt tot een verslechterde langetermijnopslag van nieuwe informatie. Het stress-systeem omvat drie belangrijke organen: de bijnieren, die het stresshormoon cortisol produceren, en de hippocampus en de hypofyse in de hersenen. De hippocampus speelt een belangrijke rol bij de opslag van informatie, terwijl de hypofyse hormoonproducerende organen elders in het lichaam aanstuurt. Blootstelling aan een stressvolle situatie activeerde het stress-systeem van Elzinga’s proefpersonen, waarbij de hippocampus slechter ging werken. Dit leidde tot een gebrekkige informatie-opslag. Elzinga denkt dat hyperreactiviteit van het stress-systeem een rol speelt bij de ernstige geheugenstoornissen van patiënten met een post-traumatische stressstoornis.