De handel in eenvoudige Geiger-Müllerbuizen profiteert van de problemen met de kerncentrales van Fukishima, maar het geratel van de apparaten zegt weinig.

Sommige leveranciers van eenvoudige geigertellers zijn al door hun voorraad heen, ze verkochten er binnen een week meer van dan de afgelopen zes jaar. Uiteraard zijn met name consumenten in Aziatische landen geïnteresseerd, maar ook in Europese landen loopt het storm. Angst vormt de drijfveer voor zo’n aankoop. ‘Als mensen al iets meten, zal interpretatie daarvan bijzonder lastig zijn’, vermoedt stralingsdeskundige ir Gilles Moerdijk van de technische universiteit in Eindhoven. ‘Zelfs als het tienmaal zo hard tikt, weet je nog niet of dat wel een grote dosis is, wat voor straling het is, welke energie het heeft, of het een groter risico op kanker inhoudt.’

Op internet kunnen consumenten geigertellers bestellen voor circa 40 euro tot meer dan het tienvoud ervan. De modernste versies komen uiteraard met software en allerlei extra’s en lijken daarmee weinig op de originele Geiger-Müller-teller uit 1928. In die tijd werd elektronica met buizen bedreven, halfgeleidertransistoren bestonden er nog niet. ‘Die elektronica maakt het wel gemakkelijker, bijvoorbeeld door automatisch aanpassen van de digitale schaal, maar die moderne tellers bestaan net als het oorspronkelijke apparaat uit een hoogspanningselektronenbuis die reageert op ioniserende straling’, vertelt Moerdijk.

Dode tijd

In principe is een geigerteller een buis gevuld met gas, met tussen twee elektroden een krachtig elektrisch veld, tot wel duizenden volts. Als straling het gas treft, ontstaan er ionen. Er komen daarbij elektronen vrij zodat er eventjes stroom tussen de elektroden loopt. Dit stroompje is een tel. Een luidspreker maakt het hoorbaar, dat is het kenmerkende geratel. Na een puls moet het systeem herstellen, omdat immers de spanning tussen kathode en anode is teruggevallen, zodat er een korte periode is van ongevoeligheid, de dode tijd. Dat beperkt de maximale telsnelheid van zo’n buis tot circa 10.000 per minuut.

Een geigerteller, of beter gezegd Geiger-Müllerbuis, telt geen neutronen, de deeltjes die in een kerncentrale de nucleaire kettingreactie onderhouden. Het zijn alfastraling (heliumkernen), bètastraling (elektronen) en energierijke fotonen zoals gammastralen die de ionisatie van het telgas veroorzaken. Daarbij varieert de efficiëntie. Vrijwel alle elektronen zullen een puls veroorzaken, als ze daadwerkelijk het telgas bereiken. ‘In sommige apparaten zijn de buizen achter afgeschermd met aluminium, daar komt geen bètastraling doorheen. Dat lukt wel in geigertellers waarin een dun folie de opening afdekt’, legt Moerdijk uit. In beide gevallen meten de apparaten slechts een gering deel van de gammafotonen, de meeste passeren ongehinderd de telbuis.

Kruipruimten

Het spanningsverschil over de telbuis heeft ook effect op metingen. Bij een lage spanning is het stroompje dat ontstaat als ioniserende straling het gas in de buis treft, evenredig met de energie. Dat is anders bij een hoge spanning, waarbij secundaire elektronen ook een puls kunnen veroorzaken. Dat onderscheid is wel belangrijk bij interpretatie van het getik.

Interpretatie van het geratel is derhalve zeer lastig. Dat komt ook door variatie in de natuurlijke achtergrondstraling. Op de hei is er al een andere achtergrondstraling dan bij een rotsachtige ondergrond zoals in de Ardennen of Zuid-Limburg, en ook verschilt de achtergrondstraling afkomstig uit bouwmaterialen of kruipruimten. Daarnaast kunnen kosmische deeltjes een geigerteller laten tikken.

Volgens Moerdijk heeft straling het voordeel dat het gemakkelijk meetbaar is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld chemicaliën als dioxine, daarvoor bestaan geen meters. Niettemin lijkt vertrouwen op metingen uitgevoerd door de overheid verstandiger dan zelf met een goedkope geigerteller in de weer te gaan. Met gespecialiseerde apparatuur volgen specialisten de radioactiviteit in het milieu en bijvoorbeeld in monsters van groenten en melk, waarbij ze de aard goed kunnen vaststellen. Meten in de Lage Landen van radioactiviteit afkomstig van fall-out van de Japanse centrales acht Moerdijk onwaarschijnlijk, dat verdwijnt in de ruis. Hij vraagt zich zelfs af of ze in het zuiden van Japan wel extra radioactiviteit kunnen meten.