Rotterdams onderzoek heeft 26 genen geïdentificeerd die betrokken zijn bij het ontstaan van bijziendheid. Mensen bij wie meerdere van die genen gemankeerd zijn, maken tien keer zoveel kans op de aandoening.
De oorzaak van bijziendheid is eindelijk bekend: er zijn maar liefst 26 genen die, als ze een foutje bevatten, ervoor zorgen dat iemand niet goed in de verte kan zien. Dragers van meerdere gemankeerde genen lopen een tien keer verhoogd risico op de aandoening. Dat blijkt uit internationaal onderzoek onder leiding van het Erasmus MC in Rotterdam, waarbij wetenschappers van ruim 45.000 mensen afkomstig uit Europa en Azië het DNA en de brilsterkte hebben geanalyseerd.
Een derde van de Nederlanders kampt met bijziendheid. Dat erfelijke factoren daarbij een rol spelen was al langer bekend, maar tot dusver was onduidelijk welke genen precies betrokken zijn en in welke mate foutjes in de genen bijdragen aan de aandoening.
Onderzoeksleider Caroline Klaver stelt dat de resultaten in de toekomst gebruikt kunnen worden voor nieuwe behandelmethoden. ‘Op dit moment zijn de behandelmogelijkheden beperkt. Onze bevindingen kunnen aanknopingspunten bieden voor de ontwikkeling van nieuwe therapieën’, aldus Klaver. Zo’n nieuwe behandeling zal gericht zijn op het blokkeren van biologische signalen die de oogbol langer maken. Gentherapie is volgens Klaver geen optie. ‘Daarvoor betreft het te veel genen die stuk voor stuk maar een kleine functie hebben.’
Complicaties
Bijzienden hebben een langere oogbol. Daardoor komen lichtstralen die in het oog schijnen al voor het netvlies samen, zodat het beeld onscherp wordt. Een bril, contactlenzen of een chirurgische ingreep kunnen ervoor zorgen dat het beeld wel op het netvlies terechtkomt. Geen van deze behandelingen corrigeert echter de vorm van het oog. De oogbol blijft langer dan normaal, wat in sommige gevallen ernstige complicaties kan veroorzaken die op den duur kunnen leiden tot blindheid.
Naast het genetisch materiaal zijn ook omgevingsfactoren van belang bij het ontstaan van bijziendheid. Zo is maar liefst 80 procent van de mensen in Azië bijziend, terwijl uit het onderzoek blijkt dat bij Aziaten dezelfde genen betrokken zijn als bij Europeanen. Klaver: ‘Omgevingsfactoren zoals veel lezen of de mate waarin iemand als kind buiten heeft gespeeld, veroorzaken of verergeren de klachten bij mensen die al erfelijk belast zijn. Hoe deze omgevingsfactoren de nieuw geïdentificeerde genen beïnvloeden en bijziendheid veroorzaken vereist nader onderzoek.’
De resultaten van het onderzoek zijn deze week online gepubliceerd in Nature Genetics.