Gerard ’t Hooft gaf op ons verzoek de volgende schriftelijke reactie:

Als Nobellaureaat ben ik het ten stelligste oneens met de inhoud van de brief die is opgenomen in de New Scientist. Ik hoop, en vertrouw er ook op, dat het Nobelcomité de rug recht zal houden en geen haarbreed zal toegeven aan de voorgestelde hervormingen van de Nobelprijzen, die in mijn ogen het aanzien van de Nobelprijzen ernstig zouden beschadigen. De argumentatie deugt in mijn ogen helemaal niet.

Kennelijk vinden de ondertekenaars dat iedereen die iets goeds voor de mensheid heeft gedaan in aanmerking moet kunnen komen voor de Nobelprijs. Maar zelfs binnen de natuurkunde, de scheikunde en de medicijnen is dat al niet zo. De bedoeling is altijd geweest dat de prijs moest gaan naar mensen die iets belangrijks hebben ontdekt of een wezenlijke bijdrage hebben geleverd voor een nieuwe ontdekking. Dat is niet hetzelfde. Iemand kan iets heel goeds hebben gedaan maar niets nieuws hebben ontdekt. Voor hen is de prijs niet bedoeld. Zo had Alfred Nobel dat in zijn testement beslist, en als men daaraan wil gaan tornen is het eind zoek.

De Nobelprijzen hebben hun aanzien te danken aan het feit dat men aan dit soort oproepen nooit gehoor heeft gegeven, afgezien van die ene keer toen men economie als categorie opnam, hetgeen ook – het spijt me dit te moeten zeggen – een vergissing is geweest, die niet meer kan worden teruggedraaid. Ze moeten niet nog eens zo’n vergissing begaan.

Verstandige wijzigingen

Wat het Nobelcomité wel gedaan heeft is de criteria in de loop der tijden wat verruimen. Dat was verstandig. Zo valt de astronomie nu ook al grotendeels binnen de natuurkunde, en onderzoekingen op het terrein van de biologie komen in aanmerking voor de Medicijnenprijs. Als ze zeggen dat een mogelijke uitroeiing van de malaria nooit bekroond zou worden met een Nobelprijs dan geloof ik daar niets van. Dat het mogelijk is zo’n ziekte uit te roeien, zou op zichzelf een ontdekking kunnen zijn die voor een bekroning met de Nobelprijs voor Medicijnen in aanmerking zou kunnen komen. Wel zou de prijs naar een, twee of of hooguit drie, individuen moeten gaan. Neurobiologie zou in mijn ogen ook heel goed passen bij de medicijnen; de klacht dat die wetenschap niet erkend zou worden slaat nergens op.

Zin nieuwe categorieën

Er werd echter een punt aangeroerd dat ook al diverse malen eerder is geopperd: moest de Prijs niet ook aan organisaties kunnen worden gegeven in plaats van individuen? Dat wordt tot nu toe alleen gedaan met de Vredesprijs. Verder heeft men ook aan deze oproep tot nog toe niet toegegeven, en ook hier hoop ik dat dat nooit zal gebeuren. Waarom moest men aan Artsen zonder Grenzen de Nobelprijs toekennen? Mogen alle leden van deze organisatie zich nu Nobellaureaat noemen? Zo niet, waarom mogen Al Gore en Jimmy Carter dat dan wel? De brievenschrijvers zouden willen zien dat de World Health Organization de Prijs zou kunnen krijgen als zij erin slaagt de malaria uit te roeien. Maar waarom? Omdat het zo’n goed werkende orgaisatie is?

Waarom wil men meer categorieen opnemen voor de Nobelprijzen? Er bestaan al heel wat andere Prijzen waar vergelijkbare bedragen mee gemoeid zijn, die ook op het hoogste niveau worden uitgereikt. Als die niet de standing van de Nobelprijzen hebben komt dat alleen maar doordat die niet dezelfde historische betekenis hebben. Iedereen die nieuwe prijzen wil invoeren mag dat, maar wees dan zo dapper om er originele namen aan te geven en niet te proberen te teren op de roem van de Nobelprijzen die men niet heeft verdiend.

Een Nobelprijs voor “Global Environment and Public Health” klinkt duidelijk als een modegril waar men niet mee mee moet gaan. Als er echt op dat terrein grote ontdekkingen worden gedaan dan kan de medische of fysische prijs daarvoor worden gebruikt, en anders komen de betrokkenen helaas niet in aanmerking. Kijk nu eens naar de wiskundigen. Omdat er geen Nobelprijs voor de wiskunde bestaat heeft men op dit vakgebied de Fieldsmedaille in het leven geroepen. Die is nu op weg even hoog gewaardeerd te worden als de Nobelprijs, en heeft deze positie op eigen kracht verworven. Dit voorbeeld zouden de andere door de briefschrijvers genoemde disciplines moeten trachten te volgen.

Gerard ’t Hooft