De hoeveelheid afgifte van groeihormoon is een indicator voor een depressie. Hoeveel groeihormonen het lichaam produceert, vormt een maat voor de kans op depressies.
Onderzoekers van de University of Pittsburgh onderzochten 119 kinderen naar aanleg voor depressiviteit. Bij het onderzoek verdeelden ze de kinderen in twee groepen: een controlegroep en een groep kinderen met een grote kans op depressie. Deze laatste kinderen komen uit gezinnen waarin stemmingswisselingen zoals depressie veel voorkomt.
De onderzoekers dienden de kinderen het hormoon GHRH (growth hormone releasing hormone) toe. Dit hormoon stimuleert de afgifte van het groeihormoon. Kinderen met een grote kans op depressie produceerden significant minder groeihormoon.
In 1994 vonden onderzoekers van dezelfde universiteit al dat volwassenen en kinderen tijdens aanvallen van grote depressie minder groeihormoon produceren. Nu blijkt uit dit nieuwe onderzoek dat kinderen met een relatief grote kans op depressie ook een lage groeihormoonproductie hebben. Het lijkt er dus op dat een nieuwe biologische voorspellende marker voor depressie is gevonden.
“Vervolgonderzoek moet uitwijzen of de lage productie een genetische basis heeft of een uitvloeisel is van een vroege blootstelling aan spanningen binnen het gezin”, aldus Boris Birmaher, leider van het onderzoek. Hierbij staat het ‘nature’ of ‘nurture’-vraagstuk dus weer centraal. Birmaher: “Ook moet nog blijken of de ‘risicogroep’ daadwerkelijk een depressie ontwikkelt.”
Uiteindelijk hopen de onderzoekers dat dankzij het ontdekken van de aanleg voor depressie, artsen vroegtijdig een behandeling kunnen starten.
Irene Husmann