Onderzoekers hebben een gen ontdekt dat de zeenomadische Bajau-mensen betere duikers maakt. Het gen levert ze een grotere milt op, en daarmee een extra voorraadje zuurstof onder water.
In hun omgeving in Zuidoost-Azië zijn de Bajau beroemd om hun lange, diepe duiken waarmee ze hun voedsel verzamelen. Met niet meer dan een duikbril en wat gewicht halen ze diepten van wel zeventig meter.
Dat dit talent niet alleen het gevolg is van training, bewees Melissa Ilardo in haar promotieonderzoek aan de universiteit van Kopenhagen. Natuurlijke selectie hielp de Bajau aan een gen dat hun milt groter maakt. Daardoor kunnen ze hun adem langer inhouden.
Bloederig orgaan
Als je een duik neemt in koud water, reageert je lichaam hierop: je hart gaat langzamer kloppen, de bloedvaten in je ledematen krimpen en de milt trekt zich samen. Door die samentrekking komt zuurstofrijk bloed uit de milt vrij. Een grotere milt betekent meer zuurstof en dus een langere tijd onder water.
Het was al langer bekend dat zeehonden die extra diep duiken, zoals de Weddell-zeehond, in verhouding een grotere milt hebben. Zo kwam Ilardo op het idee dit ook bij mensen te onderzoeken. ‘Ik vroeg me af: als zeehonden een grotere milt hebben dankzij natuurlijke selectie, zou het dan bij mensen net zo zou kunnen zijn?’ vertelt ze in een persbericht.
Zeebenen, zee-ogen, zee-milt?
Ilardo vergeleek de Bajau met de Saluan, het niet-duikende buurvolk. Op ultrasone beelden was te zien dat de Bajau een milt hebben die ongeveer anderhalf keer zo groot is als die van Saluan. Bovendien was dit niet alleen zo bij de duikende, maar ook bij de niet-duikende Bajau-mensen. Dat wijst erop dat de vergroting aangeboren is.
In dat opzicht verschilt het kenmerk van een andere eigenschap die bij een duikend volk is ontdekt. De kinderen van Thaise zeenomaden blijken heel goed onder water te kunnen zien. Alleen is dat geen genetisch aanpassing, maar een reactie van hun lichaam op het voortdurende duiken. Ieder kind dat zo vaak in het water te vinden is, zou die gave kunnen ontwikkelen.
De vergrote milt is het eerste bewijs dat zeenomaden zich genetisch hebben aangepast aan hun leefstijl. Uit verdere analyse bleek namelijk dat de Bajau een gen hebben dat bij de niet-duikende Saluan ontbreekt. De onderzoekers vermoeden dat het gen bepaalt hoeveel van het schildklierhormoon T4 wordt aangemaakt. ‘In muizen is aangetoond dat het ontbreken van dit hormoon ervoor zorgt dat hun milt veel kleiner wordt, maar dat die zich herstelt als je ze weer T4 toedient’, vertelt Ilardo.
Door te bestuderen hoe zeenomadische volken zoals de Bajau zich aangepast hebben om lang(er) zonder zuurstof te kunnen, kunnen wetenschappers meer leren over de link tussen genen en de reactie van het lichaam op zuurstofgebrek.
Het onderzoek is gepubliceerd in vakblad Cell.
Mis niet langer het laatste wetenschapsnieuws en meld je nu gratis aan voor de nieuwsbrief van New Scientist.
Lees verder: