Elke week – op z’n minst – staat er in een gerenommeerd Nederlands dagblad of in een prestigieus tijdschrift een rampbericht over het onderwijs in ons land. In het koor van berichtgevers heeft Marcel Hulspas (NWT februari 2008) zijn solo gezongen. Jammer dat het zoveelste misverstand rondom het Nieuwe Leren nu ook NWT bereikt heeft.

Het Nieuwe Leren – de aanduiding ‘Natuurlijk Leren’ doet meer recht aan de visie die erachter schuilt – staat tegenover het Oude Leren. Het vergt teveel ruimte het Oude Leren (“onderwijs in kennis”, zegt men) op een waardige manier te analyseren en te plaatsen náást het Nieuwe Leren (“onderwijs in zelfkennis”, zegt men). Ik benadruk “náást”, omdat te vaak in alle artikelen men beide benaderingen beschrijft in termen van “tegenòver”.
Het Nieuwe Leren te situeren als beginpunt in Sudbury Valley – 1968 is teveel eer voor die beweging en de inwoners van Framingham (VS-Mass.). Het is op het spectrum van visies van ‘zeer autoritair’ tot en met ‘zeer vrijheidslievend’ één van de meest extreme aanpakken ter rechterzijde. In Nederland is sinds 2002 Iederwijs (als ‘school’) de vertegenwoordiger in de visie van Sudbury, maar het Nieuwe Leren heeft een veel bredere scoop. Het lijkt me bovendien verstandig onderwijsgoeroe John Gatto verder niet te vaak te citeren als het over het Nieuwe Leren gaat. Dat geldt in feite voor meer goeroes met als voorbeeld de door staatssecretaris Sharon Dijksma naar Nederland gehaalde Michael Fullan, hoe betrouwbaar die dan ook is.
Als Robert-Jan Simons in 1995 de term ‘het Nieuwe Leren’ introduceert, is het niet zijn bedoeling een felle discussie uit te lokken. Een reactie als die van prof dr Arnold Heertje is buiten proporties: Het Nieuwe Leren als criminele organisatie.
We moeten terug naar het begin van de 20e eeuw als we het Nieuwe Leren willen positioneren: de ‘eerste’ Nieuwe Schoolbeweging ontstaat ongeveer gelijktijdig in Duitsland, Engeland, Frankrijk, België en de Verenigde Staten. Berthold Otto sticht in 1906 de Holbein Schule (Berlijn) vanuit een omschreven werkprincipe “Alles vom Kinde aus”. Naast Berthold Otto komen in beeld: Jean-Ovide Decroly, Celestin Freinet, Peter Petersen, Maria Montessori, John Dewey, Helen Parkhurst. Ik wil Jan Ligthart en Kees Boeke er ook wel bij plaatsen. Belangrijk is dat deze onderwijsvernieuwers die elk op hun eigen wijze werken, een pedagogisch congres bezoeken dat in 1921 door de Zwitser Adolphe Ferrière in Calais wordt georganiseerd. ‘La Ligue Internationale pour l’Education Nouvelle’ wordt opgericht en een aantal uitgangspunten is verwoord en aanvaard door The New Educational Fellowship:
  • leerlingen moeten zelf actief zijn en daardoor de rol van de onderwijsgevende zoveel mogelijk overbodig maken;
  • individueel werken wordt afgewisseld met werken in groepen: van elkaar en met elkaar leren is ‘ondersteunend’;
  • leerlingen worden aangemoedigd zoveel mogelijk zelf de (leer)activiteiten te kiezen, het gedisciplineerd uitvoeren van taken die door anderen zijn bedacht, voedt niet de onafhankelijke geest;
  • discipline en orde passen bij de structurering van onderwijssituaties: de leerlingen hebben daarvoor eigen verantwoordelijkheid;
  • school en gezin zijn als ideaal een eenheid waarnaar men streeft;
  • “de mens is intelligent, want hij heeft een hand …”, de Griekse filosoof Anaxagoras is voor de pedagogen koersbepalend: bevorder het denken met de handen. Dat leidt tot werken in de tuin, bezig zijn met handenarbeid, metaalarbeid (in de “tweede” reformbeweging rond 2000 wordt dat “sloop een auto”);
  • coëducatie is een gezonde leefwijze: het gezamenlijk opvoeden van meisjes en jongens wordt aanbevolen (let wel: het is 1921);
  • lichamelijke opvoeding, expressie-activiteiten, creativiteit aanmoedigen;
  • laat het onderwijs levensecht zijn, leerlingen moeten onderzoeken, verzamelen, ordenen, conclusies trekken, problemen leren oplossen.
De ’tweede’ Nieuwe Schoolbeweging is nu vervolgens een decennium aan de gang. Het voert te ver hier de discussie aan te gaan met betrekking tot de neuropsychologische onderzoeken van prof dr Jelle Jolles (Universiteit Maastricht), maar bij enkele van mijn leerpsychologische-didactische onderzoeken kan ik zijn betoog ondersteunen (werkwoordsdidactiek met name en grammatica).
Ik keer terug naar hetgeen ik in het begin heb gesteld: het Oude Leren náást het Nieuwe Leren. Ik poog beide benaderingen te analyseren op pluspunten en op minpunten; daarna tracht ik een samengaan (beter: een ‘verzoenen’) te propageren in een onderwijsbeweging die in het digitale onderwijstijdperk (is zeer dichtbij!) mensen kan overtuigen. Met als motto: “Laat geen verborgen talent meer verloren gaan.” In mijn manuscript Leraar zijn! Zorg dat je wel ‘goed wijs’ bent! (ligt bij de uitgever) is die analyse en synthese de rode draad.
Als ik toch (óók!!) eindig met een rampbericht: in de laatste vijftig jaar heeft Nederland verzuimd de beste studenten die we hebben ‘leraar’ te laten worden – van basisschool tot en met universiteit. En dat komt ons duur te staan in de volgende decennia, want de leraar is in het Nieuwe Leren net zo onmisbaar als in het Oude Leren. Alleen met andere, complexe taken.
Beste Marcel Hulspas: de vraag is niet “hoe dom je moet zijn om te denken dat het complete Nederlandse onderwijs daar baat bij heeft”. Het antwoord is: “we” (politiek-overheid-volk) zijn al te lang dom aan het ruziën over ‘Oud’ en ‘Nieuw’ Leren en de kloof wordt groter met de toponderwijslanden: Finland-Singapore-ZuidKorea-Canada-Japan-Jordanië (!) en Hongkong.
Drs Theo Oudkerk Pool, onderwijskundige
Castricum