In reactie op het schrijven van prof dr Mischa Bonn in NWT over de ontoereikendheid van alternatieve energiebronnen en het ongemak van kernsplitsing (‘Zonnepanelen voorkomen energiecrisis niet’, NWT januari, pag. 68) het volgende.
Kernfusie van deuterium naar helium-4 geeft een opbrengst van 17 MeV. Dat is ruim voldoende voor een wereldeconomie op basis van schoon waterstof voor stroom en transport. Zwaar water zit voor 150 ppm in gewoon water, de voorraad D is onmetelijk. Kernfusie moet er komen, de vraag is alleen hoe.
Aan zogenoemde hete kernfusie is nu zo’n 50 tot 60 jaar gewerkt. Iter in Cadarache, Frankrijk – aanbesteed voor 15 miljard – wordt verwacht gedurende 15 seconden 500 MW in 2016 op te leveren, zonder uitzicht op een continuproces. Voor zo ver ik weet heeft alle hoge-energiefysica (Cern enzovoort), hoe mooi ook, geen enkele bijdrage aan de energievoorziening geleverd.
Het is weinig bekend dat kernfusie plaatsvindt in wat ik noem solid state confinement. Dat wil zeggen: deuterium en/of tritium, geabsorbeerd in een metaal (titaan, palladium, zirconium, erbium). Dit werd reeds in 1955 uitgevonden door Goodman voor Schlumberger Oil in zogenoemde neutronengeneratoren, op basis van deuterium naar helium-3 en een neutron. Deze technologie is in de jaren zestig vervolmaakt bij Philips onder supervisie van dr O. Reifenschweiler, nu 88 jaar. Na de ontwikkeling van de desktop-ionenbundel zijn deze neutronengenerators geminiaturiseerd met pyro-elektrische kristallen (lithiumtantaal/niobium-oxide, Brainbridge c.s., rond 2000) en op tafel gezet door Putterman (UCLA, Nature 2005) en Leung (Berkeley). Dat is één kant van de zaak.
Het zal bekend zijn dat in 1989 het resultaat van de beruchte elektrolyseproef met zwaar water en palladium van Fleischmann en Pons naar het rijk der fabelen is verwezen (nadat de resultaten niet herhaalbaar bleken in andere laboratoria – red.) De westerse wetenschap hulde zich sindsdien in wat wijlen Julian Schwinger (QED, Nobelprijs 1967 met Feynman-Tomonaga) noemde: een oorverdovende stilte. Niettemin is er van 1989-2008 doorgewerkt aan koude kernfusie door een conglomeraat van ongeveer duizend onderzoekers in Amerika, de voormalige USSR, India, Frankrijk, Italie (ENEA-Frascati), Japan en China. Het resonant-tunneling-model van prof Xhong Li (Beijing) is reeds in 1995 in de mainstream geaccepteerd (Physical Review). Het is een feit dat de elektronische omgeving nucleaire processen wel degelijk kan beïnvloeden: men zie weer O. Reifenschweiler, Physical Letters A, Vol. 184, pag. 149-153, uitgevonden bij Philips in de jaren zestig onder supervisie van prof dr Hendrik Casimir. Dat is de tweede kant.
De wetenschappelijke vraag dringt zich op: waar ligt de grens tussen hete en koude kernfusie, hoe snel kan een resonant-tunneling-proces verlopen en/of kan een pyroelektrisch effect in solid state metaaldeuteride optreden met voldoende voltage voor DD-fusie?
Nu de olieprijs de 120 dollar per vat nadert, de westerse wereld steeds dieper wegzakt in militaire conflicten in het Midden-Oosten, ongeveer een derde van de voedselvoorraad van de Derde Wereld nu al opgaat in biodiesel, zou je zeggen dat nader onderzoek naar hete of koude kernfusie zoals hierboven geschetst op haar plaats is. Een onderzoek dat niet meer kost dan één industriële windmolen, laat staan een Apache-helikopter en/of een B2-stealthbommenwerper, en naar een vraag die binnen een jaar beantwoord kan worden.
Dr Albert H. Alberts, RUG 1974,
Drievoudig medewerker Nobelprijswinnaars Chemie (1987 Cram-Lehn-Perdersen, 2000 Heeger-Shirakaw-McDiarmid). Ex RUG UCLA-TNO-TUE- UCSB-Philips Natlab
Amsterdam