Hoe oud is je hond in mensenjaren? Als je de conventionele wijsheid volgt die zegt dat één mensenjaar equivalent is aan zeven hondenjaren, zit je er waarschijnlijk flink naast. Een nieuwe analyse geeft een betrouwbaarder antwoord.

Een mensenjaar is zo’n zeven hondenjaren. Die regel komt voort uit een simpele rekensom waarbij de gemiddelde levensduur van de mens, zo’n tachtig jaar, gedeeld wordt door de levensduur van de hond, ongeveer twaalf jaar. Biowetenschapper Trey Ideker van de Universiteit van Californië te San Diego stelde samen met zijn collega’s vast dat die regel niet helemaal klopt.

Het team voerde een genetische analyse uit van honden en mensen om te bepalen hoe beide soorten met de jaren verouderen. De onderzoekers ontdekten dat honden, in vergelijking met mensen, in het begin veel sneller oud worden. Al na een paar jaar bereiken de dieren de equivalent van de menselijke middelbare leeftijd.

De snelheid waarmee de hond veroudert, neemt daarna snel af. De volgende tien jaar komen overeen met slechts twee decennia aan menselijke veroudering.

Leeftijdsverhouding

Het team vertaalde dit tot een formule: mensenleeftijd = 16 ln(hondenleeftijd) + 31. In deze formule staat ‘ln’ voor de natuurlijke logaritme. Je kunt de rekentool hieronder invullen om de leeftijd van je hond in mensenjaren te vinden.

Van pup tot senior

Volgens Ideker is de vondst een belangrijke herziening van ons begrip van de honden-en-baasjes-leeftijdsverhouding. Om tot de formule te komen, bestudeerde het team 104 labradors, van zeer jonge pups tot zestienjarige bejaarde honden.

De onderzoekers vergeleken vervolgens de methylomen – een reeks chemische veranderingen in de genen die gedurende het leven optreden – van honden en mensen. Zo konden de onderzoekers de fysiologische leeftijd van de hond en de mens met elkaar in verband brengen.

Bij beide soorten zijn leeftijdsgebonden veranderingen vooral te vinden in ontwikkelingsgenen, die in alle gewervelde dieren een belangrijke rol spelen vanaf de tijd in de baarmoeder tot aan het einde van hun kindertijd. ‘Er treden grote veranderingen op in de methylomen wanneer je groeit. Daarna zie je, naarmate je ouder wordt, de gevolgen van een soort naverbranding’, zegt Ideker. ‘Die naverbranding is in verband gebracht met veroudering.’ Volgens Ideker kan het onderzoek inzicht geven in de vraag wanneer je bij honden moet gaan zoeken naar veelvoorkomende ouderdomsziektes.

Andere rassen en soorten

De onderzoekers keken ook naar de methylomen van muizen. Ze ontdekten dat tweeënhalf muizenjaar gelijk staat aan negen hondenjaren. Mogelijk kan hun methode dus omrekentrucjes opleveren voor allerlei zoogdiersoorten.

Matt Kaeberlein van de Universiteit van Washington in Seattle zegt dat het interessant zou zijn om te kijken naar de leeftijdsklok van hondenrassen met een afwijkende levensduur, zoals de Duitse dog, die vaak jong sterft, en de chihuahua, die juist heel oud kan worden.