Asielhonden krijgen dankzij gedetineerden een tweede kans. De veroordeelden trainen de honden volgens een strak programma en doen daar zelf ook hun voordeel mee.
Afgedankte asielhonden van de moeilijkste soort; getraumatiseerd, agressief, wantrouwend en bang. Juist voor deze honden biedt Dutch Cell Dogs een opmerkelijk trainingsprogramma zodat het lieve huishonden worden. De trainers – gedetineerden – lijken er ook baat bij te hebben.
De keuze om gedetineerden als trainers in te zetten, is het idee van Marlies de Bats en Betty Buijtels. Beiden zijn hondengedragstherapeuten, gedragskeurmeesters en kynologisch inspecteurs. Zij werden geïnspireerd door een Amerikaans televisieprogramma waarbij honden werden getraind door levenslang gevangenen zonder toekomstperspectief buiten gevangenismuren.
De Bats en Buijtels bedachten binnen de Nederlandse restricties een soortgelijk programma. ‘Een verschil met de VS is dat we de honden niet in de gevangenis achterlaten, omdat gedetineerden van het eind van de middag tot acht uur ’s ochtends opgesloten zitten.’
Dutch Cell Dogs bezit zelf geen honden, maar werkt samen met bijna alle asielen in Nederland. Ze brengen de honden voor de training naar de gevangenis en nemen ze daarna weer mee naar het asiel. Nog een verschil: de Amerikaanse instructeurs zijn vrijwilligers, maar Dutch Cell Dogs werkt alleen met professionele hondentrainers.
Promotieonderzoek
Binnenkort wordt onderzocht wat het effect van de hondentraining is op gedetineerden. Dat onderzoek was oorspronkelijk onderdeel van promotieonderzoek van Gerdien Schenk, promovendus bij forensische orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. Door Schenks plotselinge overlijden, begin maart 2016, werd het onderzoek echter stilgelegd. Inmiddels heeft een nieuwe promovendus, Hanne Duindam, het onderzoek overgenomen.
In tegenstelling tot verschillende therapievormen voor gedetineerden ligt de focus van Dutch Cell Dogs op honden. Dat geeft de deelnemers een vrijer gevoel, want ze hoeven zich niet te verantwoorden waarom ze vast zitten. ‘Er hangt in de gevangenis een negatieve sfeer, dat moet geen weerslag hebben op de honden,’ zegt De Bats.
Hond en trainer worden specifiek aan elkaar gekoppeld. Dat begint met intake-gesprekken door de instructeurs die vervolgens een hond aan een gedetineerde koppelen. Zo krijgt een drukke jongen een rustige hond zodat hij wat afremt of juist een drukke hond om te zien hoe moeilijk het is om om te gaan met iemand die druk en ongeïnteresseerd is.
De regels van Dutch Cell Dogs zijn streng. De instructeurs houden geen rekening met voorkeur voor een bepaalde hond. Als een trainer niet komt opdagen – bijvoorbeeld als gevolg van verblijf in isolatie na een knokpartij, of geen zin of wat voor reden dan ook – mag hij of zij niet meer meedoen. Ook de hond is dan uitgeschakeld.
Als de hond uitvalt of agressief is tegen andere honden terwijl dat te voorkomen was, krijgt de trainer een waarschuwing. Gebeurt het een tweede keer, dan liggen beiden eruit want in dat geval heeft de hond geleerd succesvol agressief te zijn.
Veel positieve veranderingen
Vanuit justitie is er grote vraag naar het onderzoek van Schenk en Duindam. De vijftien gevangenissen en inrichtingen waar Dutch Cell Dogs actief is, werken allemaal mee. ‘Wij zien heel veel positieve veranderingen tijdens de trainingen en dat wordt ook besproken met de gevangenissen,’ zegt De Bats. ‘Maar wij zijn hondengedragstherapeuten en wij houden ons bij onze leest. Wat Dutch Cell Dogs bij de gedetineerden teweegbrengt op lange termijn, moet wetenschappelijk aangetoond worden.’
Duindam gaat voor haar promotie gericht op zoek naar zelfvertrouwen, empathisch vermogen, zelfcontrole, motivatie en stress van jonge gedetineerden. Ook gaat ze de houding tegenover andere gedetineerden en de therapeutische relatie met hulpverleners onderzoeken. Agressie, incidenten, angst en depressie van de gevangenen spelen hierin een rol.
De promovendus zal in totaal tweehonderd jonge gedetineerden volgen, van wie de helft honden trainen. Tijdens de trainingsperiode en zes maanden daarna vullen gedetineerden vragenlijsten in, wordt hun hartslag gemeten en het niveau van stresshormoon cortisol bepaald. Verwacht wordt dat angst en stress bij de gedetineerden afnemen, terwijl zelfcontrole toeneemt. Duindams resultaten zullen naar verwachting een grote rol spelen in toekomstige behandeling van gedetineerden.
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.