De oren van neanderthalers geven informatie prijs over hun levensstijl. Botaangroeiingen in de gehoorgang doen vermoeden dat deze prehistorische menssoort veel jaagde in water. De bevinding onderstreept het idee dat neanderthalers zich aanpasten aan verschillende leefomgevingen.

Paleoantropoloog Erik Trinkaus van de Washington-universiteit te Saint Louis en zijn collega’s onderzochten 77 goed bewaard gebleven oor-overblijfselen van neanderthalers. De oermensen aan wie de oren toebehoorden, leefden gedurende het midden- en laat-pleistoceen in West-Eurazië.

De onderzoekers zochten in de gehoorgang naar botachtige aangroeiingen met een hoge dichtheid. Tegenwoordig treft men deze uitstulpingen vaak aan bij surfers en andere mensen die veel tijd doorbrengen in koude, natte en winderige omstandigheden. Om die reden heet het verschijnsel in de volksmond een ‘surfersoor’.

De wetenschappers waren verrast toen ze zagen dat ongeveer de helft van de 23 neanderthalers die zij onderzochten een surfersoor bleek te hebben. Dat is ruim twee keer zo veel als bij de andere prehistorische menssoorten die ze hadden onderzocht. Dit duidt erop dat neanderthalers veel tijd in water doorbrachten, waarschijnlijk op zoek naar voedsel en andere benodigdheden.

Slimmer dan gedacht

‘Dit alles versterkt het idee dat diverse bewijzen steeds opnieuw duidelijker maken: dat de neanderthalers een kundige, flexibele menssoort vormden, en dat het beeld van de neanderthaler als domme, primitieve menssoort niet klopt’, zegt Trinkaus.

De onderzoeksgroep van Trinkaus bestudeerde ook homo sapiens sapiens die leefden aan het eind van het laatpaleolithicum, tot 12.000 jaar geleden. Ongeveer een tiende van deze mensen had een surfersoor. De oren van de mensen uit het vroeg- tot mid-laatpaleolithicum vertoonden in 5 van de 24 gevallen de kenmerkende uitstulpingen.

Neanderthalers leefden om en nabij 180.000 tot 40.000 jaar geleden. Het is mogelijk dat zij genetisch gezien meer kans hadden de extra botgroei te ontwikkelen, maar ook de variatie in leefomgevingen en de nabijheid van water kan verklaren waarom ze vaker een surfersoor hadden dan andere groepen menssoorten, zegt Trinkaus.

We weten van hedendaagse surfers dat de uitstulpingen meestal weinig problemen opleveren, hoewel ze kunnen resulteren in gedeeltelijke doofheid.

De vondst is gepubliceerd in vakblad PLOS ONE.