Geen woorden, maar gebaren. Sprekers van de Zuid-Amerikaanse taal Nheengatu geven tijdstippen aan door te wijzen naar de plek van de zon.
Het onderscheid tussen gebarentaal en gesproken taal is minder zwart-wit dan gedacht. Dat concludeert taalkundige Simeon Floyd van het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek in Nijmegen. Hij ontdekte dat de Nheengatu-taal in Zuid-Amerika geen woorden bevat om een tijdstip aan te geven. Sprekers van die taal geven tijdstippen met handgebaren aan, door te wijzen naar de positie van de zon op dat moment. De studie is gepubliceerd in vakblad Language.
Tot dusver dachten taalwetenschappers dat visuele componenten alleen in gebarentaal van noodzakelijk belang zijn om een begrip aan te duiden. Weliswaar worden gebaren en gezichtsuitdrukkingen in elke taal gebruikt, maar dan dienen ze ter ondersteuning van de gesproken woorden.
Topje van de ijsberg
Het Nheengatu is nu het eerste voorbeeld van een taal waarin gebaren en gesproken woorden afwisselend gebruikt worden om essentiële informatie door te geven. Sommige taalwetenschappers verwachten dat dit het topje van de ijsberg is. Tot dusver zijn talen vooral onderzocht door geschreven teksten en geluidsfragmenten te bestuderen. Ze verwachten dat video-opnamen zullen onthullen dat er meer talen zijn waarin bepaalde begrippen alleen met gebaren kunnen worden aangeduid.
Lees verder: