Je hoort vaak dat ­populisme aan een opmars bezig is. Zie je zo’n trend terug in de Nederlandse media? Communicatiewetenschapper Rens Vliegenthart van de Universiteit van Amsterdam onderzocht met Michael Hameleers of het ­populistisch taalgebruik in Nederlandse kranten de afgelopen jaren is toegenomen.

Populisme is een complex begrip. Welke definitie hebben jullie ­gebruikt?
‘Over wat populisme precies is, ­bestaat nog steeds een enorme discussie; er zijn hele boekenkasten over volgeschreven. Wij hebben vier elementen van populisme die vaak terugkomen gebruikt: het centraal stellen van het volk, het ingaan tegen de elite en het creëren van een in- en out-groep, dus uitsluiting door links óf rechts.’

Hoe hebben jullie bepaald in ­hoeverre deze aspecten van ­populisme voorkwamen in de Nederlandse kranten?
‘Simpel gezegd hebben we woorden geteld. We hebben bij het Algemeen Dagblad, De Telegraaf, de Volkskrant, Trouw en NRC vanaf 1990 gekeken hoe vaak populistische termen werden gebruikt.

Rens Vliegenthart is hoogleraar Media en Samenleving bij de Amsterdam School of Communication Research (ASCoR), Universiteit van Amsterdam. Foto: Sander Nieuwenhuys

‘We hebben per populistisch ­element gekeken welke woorden kenmerkend zijn. Voor centraliteit is een voorbeeldterm ‘de gewone Nederlander’. Bij anti-elitisme kun je denken aan ‘nepkabinet’. Voor uitsluiting door rechts is ‘asielprofiteur’ een woord dat we gebruikt hebben, voor uitsluiting door links ‘graaicultuur’. We zijn ­redelijk conservatief geweest in onze selectie van woorden. Less is more in mijn ervaring. Door meer woorden toe te voegen krijg je vaak ook veel ruis, dan neem je ook artikelen mee die niet direct relevant of populistisch zijn.
‘We zien een duidelijke trend waarbij er voor al die verschillende elementen bijna een verdubbeling is in het gebruik van deze woorden in 2017 ten opzichte van 1990.’

Zien jullie tussen de kranten ook een verschil in taalgebruik?
‘De absolute verschillen, daar zitten zoveel haken en ogen aan dat je daar heel voorzichtig mee moet zijn. Die verschillen hangen ook af van de hoeveelheid woorden die überhaupt in een krant staan, of van hoeveel aandacht er is voor de Nederlandse politiek. In dat opzicht zijn kranten erg moeilijk te vergelijken.
‘Maar we hebben ook gekeken of er kranten zijn die een sterkere trend laten zien. Met name voor het centraal stellen van het volk en voor anti-elitisme blijkt de toename het grootst in De ­Telegraaf en de Volkskrant – meer dan in de andere kranten.’

De Telegraaf en de Volkskrant zijn behoorlijk verschillende kranten. Hadden jullie verwacht dat die twee naar voren zouden komen?
‘Over het algemeen wordt verondersteld dat het vaker de ‘tabloid’kranten zijn die meer populistische taal gebruiken. Bij De Telegraaf zou je verwachten dat de populistische trend meer naar voren komt dan bij zogeheten kwaliteitskranten. Maar we zien dat patroon dus niet terug.
‘Voor vervolgonderzoek zou het goed zijn om te kijken waar het ­populistische taalgebruik vandaan komt. We hebben nu de artikelen als geheel genomen. Het is interessant om te kijken of die toename veroorzaakt wordt doordat er populistische personen aan het woord komen, die hun mening direct of geparafraseerd naar voren brengen, of dat journalisten zelf een populistischere toon gebruiken in hun schrijfstijl. Dat weten we niet.’

Is het erg dat populistisch taalgebruik toeneemt?
‘Ik vind dat niet per se erg. Een ­bepaalde hoeveelheid populisme hoeft in een publiek debat niet eens zo slecht te zijn. Het is geen slechte zaak dat het volk of de ­gewone ­Nederlander
centraal wordt gesteld in de politiek.’