Neppillen brengen bij Parkinsonpatiënten de productie van dopamine op gang.
Dat Parkinsonpatiënten baat hebben bij placebo’s – de gangbare term voor medicijnen zonder werkzaam bestanddeel – was al langer bekend. Jon Stoessl en zijn collega’s aan de universiteit van British Columbia gingen na of ze bij Parkinsonpatiënten veranderingen zagen als die placebo’s kregen.
Het draait bij deze ziekte om het nigrostriatum, een klein deel van de hersenen, dat bij Parkinsonpatiënten hersenweefsel is aangetast. Daardoor produceert het nigrostriatum te weinig van de neurotransmitter dopamine, en dat heeft gevolgen voor gedrag en bewegen. Met positronemissietomografie, zo beschrijven de Canadese onderzoekers in Science, gingen ze na hoeveel dopamine het nigrostriatum produceerde na toediening van een geneesmiddel of van een placebo.
De sterkte van de placeborespons bleek vrij hoog. De hoeveelheid dopamine die vrijkwam, was vergelijkbaar met de hoeveelheid die ontstaat onder invloed van een geneesmiddel, zoals het bekende levodopa. Mogelijk is er zelfs een dosisafhankelijke relatie tussen de afgifte van dopamine en de sterkte van het placebo-effect.
Een volgende stap was nagaan of het placebo-effect en het effect van medicijnen elkaar niet overlappen. Een neppil versterkt de werking van medicijnen niet, zo blijkt, maar anderzijds kan het gemeten effect van een medicijn wel voor een deel het gevolg zijn van een placebo-effect.
Stoessl vermoedt dat er sprake is van een beloningsstrategie. De patiënten waren bekend met het geneesmiddel levodopa. De afgifte van dopamine door het nigrostriatum hangt dan mogelijk samen met de verwachting dat het placebo therapeutisch effect heeft.