Antieke loodstaven opgedoken uit een Romeins schip bij Sardinië worden omgesmolten tot een schild in een deeltjesdetector.
Twintig jaar geleden sponsorde het Italiaanse instituut voor kernfysica archeologen die een 36 meter lang Romeins schip en de lading daarvan boven water haalden. Het schip was ooit, tussen 80 v.Chr. en 50 v.Chr, onderweg van Spanje naar Rome. In de lading bevonden zich vele loodstaven. De natuurkundigen willen met dit lood een afscherming maken voor het internationale experiment CUORE, dat het zeldzame zogeheten neutrinoloze dubbele bètaverval moet opsporen.
Destijds kreeg het instituut al 150 staven, nu zijn er nog eens 120 overgedragen. De staven wegen zo’n 33 kilogram, met een afmeting van 46 centimeter lang en 9 centimeter dik. Zwaardere ladingen mochten slaven niet dragen.
De interesse van de fysici vloeit voort uit het feit dat het lood tweeduizend jaar geïsoleerd onder water lag. Wat er aan radioactieve atomen in zat, met name de isotoop lood-210, is daardoor grotendeels verdwenen. Lood-210 heeft een halfwaardetijd van 22 jaar. Het stralingsarme lood vormt een perfect materiaal om de detector, die zich toch al onder meer dan een kilometerdikke laag rots in de Apennijnen bevindt, verder te beschermen tegen straling.
De archeologen hoeven niet bang te zijn dat al het lood verdwijnt. De buitenste laag van de loodstaven, met daarin inscripties, blijft bewaard voor nader onderzoek. De rest van het lood zal worden schoongemaakt en dan worden omgesmolten tot als het ware een Romeins schild. Daarnaast zullen de natuurkundigen nauwkeurige metingen uitvoeren aan het lood en eventuele andere metalen die de archeologen hebben opgedoken, zoals brons.