Schimmels zouden in de toekomst wel eens ingezet kunnen worden bij het verwijderen van asbest. Dat is althans het idee van Silvia Perotto van de Universiteit van Turijn.

Silvia Perotto en haar collega`s van de Universiteit van Turijn ontdekten dat verschillende schimmelsoorten asbest minder schadelijk kunnen maken.

De delfstof asbest werd in de vorige eeuw wereldwijd veel toegepast als brandwerend bouwmateriaal. Asbestvezels zijn sterk en flexibel, bestand tegen hitte, zuren en logen en elektrisch isolerend. Deze unieke combinatie van materiaaleigenschappen zorgde voor een grootschalig gebruik. Sinds asbestdeeltjes als de directe veroorzaker van verschillende ziektes (longkanker, stoflongen en buikvlieskanker) werden aangewezen is het gebruik ervan verboden. In Nederland gebeurde dit in 1993.

Problemen met asbest ontstaan momenteel met name wanneer dit materiaal moet worden verwijderd uit bouwconstructies. Het grote gevaar schuilt in de vorming van vrije asbestvezels die kunnen worden ingeademd. Het grootste probleem vormt het verwijderen van asbest uit vervuilde grond rond mijnen. Op veel plaatsen in de wereld waar asbest werd gewonnen is door onzorgvuldige omgang met het materiaal een groot deel van de grond vervuild.

Ziekteverwekker

Wanneer asbestvezels worden ingeademd kunnen ze neerslaan in de longblaasjes waar ze vervolgens door afweercellen worden ingekapseld in asbestlichaampjes. Deze kunnen via de longen en bovenste luchtwegen, bijvoorbeeld na een hoestbui, worden ingeslikt en in de slokdarm terecht komen. De schadelijkheid van asbestvezels wordt voor een deel bepaald door hun afmeting. De kleinere vezels met een diameter van 1-2 micrometer (één tot tweeduizendste millimeter) hebben de grootste kans neer te slaan in de longen.

Vezels die eenmaal zijn neergeslagen in de longen worden niet meer afgebroken en blijven dus een leven lang aanwezig. Op het moment dat de vezels in het lichaam zijn opgenomen kunnen ze hun schadelijk effect permanent blijven uitoefenen.

Het kankerverwekkende effect van asbestvezels wordt vooral veroorzaakt door de aanwezigheid van ijzer in de vezels. IJzer kan, als het in de vorm van kleine deeltjes wordt opgenomen in het lichaam, leiden tot de vorming van vrije radicalen. Vrije radicalen zijn reactieve chemische verbindingen die als voornaamste negatieve effect hebben dat ze het DNA aantasten. Dit is vaak de directe oorzaak voor het ontstaan van kanker. Wanneer het ijzer uit de asbestvezels zou kunnen worden gehaald betekent dit een grote vermindering in carcenogeniteit (mate waarin het kankerverwekkend is). Prof. Silvia Perotto heeft nu laten zien dat er schimmels zijn die in staat zijn om dat te doen.

IJzervreters

Micro-organismen zoals bacteriën en schimmels hebben voor hun stofwisseling ijzer nodig. Wanneer dit ijzer niet in voldoende mate met de gewone voedselopname binnenkomt, worden andere mechanismen gebruikt. Verschillende micro-organismen hebben hier zelfs specifieke functies voor ontwikkeld. Op basis van dit gegeven zijn Prof. Silvia zijn haar collega`s gaan onderzoeken of het mogelijk is micro-organismen in te zetten als ‘ijzervreters’ op asbest. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt nu dat drie schimmelsoorten Fusarium Oxysporum, Mortierella hyalina en Oidiondendron maius inderdaad in staat zijn om ijzer uit asbest te halen. Deze schimmels blijken met name ijzer uit het gevaarlijke blauwe asbest te kunnen verwijderen. Verder werd ook aangetoond dat blauwe astbest na een schimmelbehandeling geen carcinogene vrije radicalen meer vormt.

De schimmels zijn ook in staat om vezels te ‘vangen’in hun hyfen. Hyfen zijn speciale structuren die een schimmel onder meer gebruikt voor de groei. Hierdoor worden vezels geïmmobiliseerd en kunnen niet meer in de lucht terecht komen. Vooral bij het opruimen van vervuilde grond komt deze eigenschap goed van pas.

Perotto stelt nu voor om verder uit te zoeken welke genen van de schimmels betrokken zijn bij de ijzeropname. Na het identificeren van deze genen kunnen ze wellicht worden overgezet naar andere micro-organismen die nog beter geschikt zijn voor asbestbehandeling.

Bron: Kennislink/Giovanni Stijnen