Chemici van de Universiteit Leiden hebben nieuwe standaarden ontwikkeld om de effectiviteit van synthetische cannabis te testen. Hiermee kunnen farmaceuten in de toekomst nieuwe, op wiet gebaseerde pijnstillers ontwikkelen waar je niet high van wordt.
Misschien schrijft de dokter je in de toekomst wel een pilletje voor dat gebaseerd is op wiet. Verschillende stoffen in cannabis, zogenaamde cannabinoïden, hebben namelijk mogelijke toepassingen als pijnstiller. Op dit moment worden deze stoffen nog niet veel toegepast.
Het belangrijkste nadeel van het gebruik van cannabinoïden is namelijk dat mensen er ook high van worden: ze bereiken de staat van bewustzijn die bij het gebruik van bepaalde drugs hoort, vaak gekenmerkt door een licht gevoel in het hoofd. Toch zijn er op dit moment wel enkele geneesmiddelen op de markt die zijn afgeleid van cannabis. Zo nemen kankerpatiënten die chemotherapie krijgen soms THC, de werkzame stof in hennepproducten, om misselijkheid te verminderen.
Een stofje dat wel de pijn stilt, maar dat geen high geeft zou dus beter zijn. Farmaceuten proberen al jaren een synthetische variant te maken die dit zou kunnen. Dankzij onderzoek dat deze week is gepubliceerd in Nature Communications zou dat middel wel eens veel sneller kunnen verschijnen.
Cannabinoïden werken doordat ze aan specifieke receptoren in ons lichaam binden. De eerste van deze receptoren is de zogenaamde CB1-receptor. Deze komt vooral voor in de hersenen. Wanneer cannabinoïden zich aan deze receptor binden word je high.
Een andere receptor waar de stoffen aan kunnen binden, de CB2-receptor, komt voor in het hele lichaam. Als cannabinoïden hieraan hechten heeft dat een pijn- en ontstekingsremmend effect. Een ideaal middel werkt daarom alleen op receptor CB2 en laat CB1 links liggen.
Dit nieuwe type pijnstiller ontwikkelen bleek nog niet zo eenvoudig. Tot nu toe leverde onderzoek zelfs geen enkel werkend middel op. Volgens chemicus Mario van der Stelt, een van de auteurs van het nieuwe onderzoek, kan dit meerdere redenen hebben. Zou zouden bij klinische testen de verkeerde proefpersonen gekozen kunnen zijn. Het kan ook dat het proefdieronderzoek dat gedaan is zich slecht laat vertalen naar de mens.
Gouden standaarden
Een derde probleem is nu hopelijk verholpen. Om de effectiviteit van cannabinoïden te testen vergeleken onderzoekers ze met bestaande pijnstillers en ontstekingsremmers die zich ook aan de CB2-receptor konden binden. Om een nieuw geneesmiddel te ontwikkelen moet bepaald worden hoe goed de stof werkt in vergelijking met bijvoorbeeld een bestaand middel of placebo.
De referentiestoffen die daarvoor gebruikt werden bleken vaak veel bij-effecten te hebben. Zo bonden ze bijvoorbeeld soms ook aan de CB1-receptor in de hersenen. Niet geschikt als je alleen naar de pijnstillende werking van CB2 wil kijken.
Voor een goede test moet het vergelijkingsmateriaal dezelfde werking hebben als de stof die je wil toetsen. De Leidse wetenschappers gingen daarom een voor een de verschillende referentiestoffen af. Alle ongeschikte werden aan de kant geschoven, drie ‘gouden standaarden’ bleven over. Deze drie stoffen zouden volgens de onderzoekers zeker weten geschikt zijn om met cannabinoïden te vergelijken, omdat ze ook alleen aan CB2 binden.
Bij toekomstige onderzoeken kan bepaald worden hoe sterk de pijnstillende werking van een nieuwe cannabinoïde is door te kijken of die hoger of lager is dan die van de gouden standaarden. Omdat die referentiestoffen ook alleen op de CB2-receptor inwerken kan het pijnstillende effect exact worden gemeten. Tests met nieuwe geneesmiddelen leveren in de toekomst dus nauwkeurigere informatie op. Hopelijk leidt dit tot een werkende synthetische wietvariant.
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees verder: