Een proef met ruim honderd voetgangers moet onthullen hoe zulke mensenstromen zich bewegen.

Op 16 mei voert de TU Delft een experiment uit met honderdtwintig mensen die zich te voet verplaatsen. De onderzoekers willen weten of de door hen ontwikkelde computermodellen overeenkomen met het werkelijke gedrag van grote groepen lopende mensen.

Het is de eerste keer dat wetenschappers een verkeerskundig experiment met voetgangers doen. Dat is opmerkelijk, omdat mensen bij vrijwel elke verplaatsing ook een stuk lopen, bijvoorbeeld van hun huis naar het openbaar vervoer of van de tram naar de trein. Na de proef zullen de Delftse onderzoekers beter begrijpen hoeveel tijd iemand nodig heeft om van het ene naar het andere perron te komen, hoe mensenmassa’s voetgangers vertragen en waarom lopende mensen zich op een bepaalde manier gedragen.

Het loopexperiment vindt plaats in een grote hal van de universiteit. De deelnemers krijgen opdrachten, variërend van ‘normaal’ of ‘winkelend’ wandelen tot lopen alsof ze snel een trein moeten halen. Camera’s leggen vast hoe de totale voetgangersstroom zich gedraagt en hoe individuele mensen voorkomen dat ze tegen hindernissen of anderen opbotsen.

De onderzoekers gebruiken de gegevens om hun wiskundige modellen voor het gedrag van voetgangers te testen en te verbeteren. Een model dat informatie over wachttijden en routekeuzen combineert, beschrijft de voetgangersstroom als geheel, terwijl een ‘microscopisch’ model het gedrag van individuele mensen weergeeft. Het loopexperiment levert basisschema’s voor voetgangersverkeer op, die in de modellen gebruikt kunnen worden.

Beide computermodellen maken de invloed van het ontwerp van ruimten op voetgangersstromen zichtbaar en meetbaar. Daarnaast geven ze een beeld van de effecten van dienstregelingen, de veiligheid van de infrastructuur en de mate van comfort die de voetgangers ervaren. Al deze gegevens helpen bij het goed inrichten van bijvoorbeeld stations.