Het is nu vrijwel zeker: trekvogels navigeren met behulp van hun ogen, en niet met hun magnetisch gevoelige snavel. De dieren blijken het magneetveld van de aarde letterlijk te kunnen zien.

Een Duits onderzoeksteam toonde aan dat trekvogels een bepaald gedeelte voorin de hersenen, genaamd cluster N, gebruiken bij hun navigatie op het aardmagnetische veld (Nature, 28 okt 2009). Dat hersengebied krijgt zijn informatie van bepaalde fotopigmenten in het oog van de vogel. Daarmee is de wetenschap weer een stap dichterbij de ontrafeling van een van de grootste raadsels in de dierenwereld, namelijk hoe trekvogels magnetisme gewaarworden.

Miljoenen trekvogels vliegen elk jaar naar warmere of juist koudere gebieden. Hierbij navigeren ze op het magneetveld van de aarde, als ware het een landkaart. Trekvogels kunnen aan de hand van de kleinste veranderingen in de richting, de intensiteit of de hoek van een aardmagnetisch veld, bepalen waar ze zich bevinden.

Door de jaren heen zijn er vele hypothesen opgeworpen hoe dat navigatiesysteem fysiologisch in elkaar steekt. Twee daarvan zien wetenschappers als het meest steekhoudend. De eerste hypothese stelt dat vogels magnetische informatie waarnemen met kleine deeltjes van het magnetische mineraal magnetiet in de bovenkant van hun snavel. De tweede hypothese gaat ervan uit dat bepaalde lichtgevoelige pigmenten in de ogen van vogels de aardmagnetische velden letterlijk ‘zien’. Deze signalen uit het oog worden verwerkt door cluster N: een gespecialiseerd licht-verwerkend gedeelte voorin de hersenen dat ’s nachts actief is.

Henrik Mouritsen en collega’s van de Universität Oldenburg besloten beide hypothesen te testen. Hiertoe brachten ze bij 36 roodborstjes operatief kleine gaatjes aan in de zenuw die de snavelinformatie doorgeeft aan de hersenen, of in het cluster N, het hersengebied dat in verband staat met de oogpigmenten. Een controlegroep kreeg wel de operatie, maar niet de gaatjes. Vervolgens lieten ze de roodborstjes vliegen in een speciale tunnel met een kunstmatig opgewekt magneetveld erin, om te kijken hoe het met hun oriëntatievermogen was gesteld.

Wat bleek: roodborstjes met een kapotte snavelzenuw konden zich nog prima op het magnetische veld oriënteren. De roodborstjes met een beschadigd cluster N konden dit niet. Dat ondersteunt de hypothese dat ’s nachts migrerende trekvogels hun magnetische informatie via de fotopigmenten in de ogen binnenkrijgen, ook al is het dan donker. “De vogels zien waarschijnlijk een soort vertekeningen in hun gezichtsveld”, zegt dr Martin Lankheet, neurobioloog aan de Universiteit Utrecht.

Nu nog kijken hoe aardmagnetische straling precies invloed uitoefent op de fotopigmenten. Dr Marcel Klaassen, gedragsdeskundige aan Wageningen Universiteit: “Ik kan me zo voorstellen dat dit onderzoek ook leidt tot een beter zicht op de invloed van elektromagnetisme op moleculen, proteïnen en cellen.” En dat kan interessant zijn, want ook de mens staat dagelijks bloot aan flinke elektromagnetische velden, afkomstig van mobieltjes en radiogolven.

Tekst: Tamar Stelling