De voorraden van het edelgas helium dreigen binnen enkele decennia uitgeput te raken, waarschuwt hoogleraar Robert Richardson van de Amerikaanse Cornell University.
Richardson, die in 1996 de Nobelprijs kreeg voor zijn onderzoek naar de supervloeibaarheid van het edelgas, maakte deel uit van de commissie die voor de Amerikaanse overheid het heliumbeleid kritisch heeft bekeken. Kern van de kritiek is dat bedrijven en overheden wereldwijd verkwistend omgaan met de stof. Zij laten vaak na gebruik het gas eenvoudigweg vervliegen omdat het niet duur is.
De prijs van helium wordt kunstmatig laag gehouden door de grootste aanbieder, de Verenigde Staten. Die hadden in de Koude Oorlog voor militaire doeleinden een enorme voorraad van het gas opgebouwd: een ondergrondse opslag bij Amarillo in Texas bevat 500 miljard l helium, de halve wereldvoorraad. De noodzaak een grote voorraad te hebben viel voor een groot deel weg, wat in 1996 leidde tot de Helium Privatisation Act. Daarin is vastgelegd dat de VS hun voorraad tegen een vaste, lage prijs verkopen, ongeachte de werkelijke waarde van het gas. Dit om de investeringen in het reservoir terug te verdienen.
Vloeibaar helium is essentieel voor de koeling van de supergeleidende magneten in MRI-scanners en andere hightech apparaten als infrarooddetectoren. Helium wordt nu meestal gewonnen uit ruw aardgas. Technisch gezien kan dat ook uit lucht, maar dat is vele malen duurder.