Als grote roofdieren uitsterven, slepen ze andere diersoorten in hun val mee. Een overzichtsartikel in het vakblad Science zet de voorbeelden op een rijtje.
Een afname van de aantallen toppredatoren in een natuurgebied kan een sneeuwbaleffect in gang zetten die leidt tot het uitsterven van nog meer diersoorten in dat gebied. Het gaat daarbij vooral om kleine prooidieren die worden bejaagd door middelgrote roofdieren. Wanneer de grote roofdieren in een gebied uitsterven, nemen de middelgrote roofdieren in aantal toe, waardoor de populaties kleine prooidieren in de knel komen.
Ecologen vermoedden al langere tijd het bestaan van dergelijke ecologische sneeuwbaleffecten. Dankzij een grondig literatuuronderzoek kan dat idee nu ook met hard bewijsmateriaal worden onderbouwd. Een internationaal team van onderzoekers doorzocht de wetenschappelijke literatuur om te achterhalen wat er precies bekend is over het onderwerp. Ze ontdekten dat voor ten minste zeven grote roofdiersoorten ecologische sneeuwbaleffecten zijn gesignaleerd. De onderzoekers publiceerden hun bevindingen deze week in het vakblad Science. De belangrijkste auteur van het overzichtsartikel is ecoloog William J. Ripple, van de staatsuniversiteit van Oregon.
Ecologische sneeuwbaleffect
Tot de groep van zeven grote roofdiersoorten waarvoor een ecologisch sneeuwbaleffect beschreven is, behoren de leeuw, de panter, de poema, de lynx, de dingo, de wolf, en de zee-otter. Zo ging in West-Afrika een afname van de leeuwenstand gepaard met een dramatische toename van het aantal bavianen. Andere apensoorten leden onder de aanwezigheid van die bavianen, evenals kleine hoefdieren (zoals duikers).
In Australië stortte na de aankomst van Europese kolonisten de populatie dingo’s in. In gebieden zonder dingo’s wordt de rol van toppredator nu ingenomen door de vos, waardoor kleine buideldieren en knaagdieren zijn uitgestorven of met uitsterven worden bedreigd.
In Europa is het de lynx die van oudsher de hoeveelheid vossen in bedwang houdt. De lynx is nog steeds wijdverbreid in Oost-Europa, maar bijna geheel verdwenen uit het westelijk deel van ons continent. Een recente opleving van de lynxpopulatie in Finland leidde tot een afname van het aantal vossen in het gebied. Daardoor kregen ook de populaties korhoenen, auerhoenen, en sneeuwhazen de kans om weer op te krabbelen.
Niet alleen diersoorten profiteren van de aanwezigheid van grote roofdieren, ook plantensoorten hebben er soms baat bij. Doordat poema’s bijvoorbeeld het aantal muildierherten in hun territorium in bedwang houden, krijgen zaailingen in dat gebied de kans om uit te groeien tot volwassen bomen. Hetzelfde effect was waarneembaar na de herintroductie van wolven in Yellowstone National Park, waar tot dan de hoge aantallen herbivoren de aangroei van nieuwe bossen verhinderden. (Zowel in Noord-Amerika als in Eurazië leven in gebieden zonder wolven zesmaal zo veel hertachtigen als in gebieden zonder wolven, wat leidt tot een zesmaal hogere graasdruk.)
De onderzoekers lieten zeeroofdieren buiten beschouwing. Voor de zee-otter maakten ze een uitzondering, omdat dat dier tot de marterachtigen behoort. Ook voor de zee-otter geldt dat het ecosysteem er anders uitziet als het roofdier afwezig is. Zonder zee-otters krijgen zee-egels de overhand. Aangezien zee-egels bruinwieren grazen, gaat een daling van het aantal zee-otters gepaard met een krimp van de kelpenwouden.
Lees ook: