Robots, ruimteschepen en alternatieve universa. Deze speculatieve begrippen speelden de hoofdrol in het meest recente New Scientist Café over de ware wetenschap op het witte doek.
Schrijvers en regisseurs van sciencefictionfilms vinden vaak hun inspiratie in bestaande wetenschap. Al decennialang speculeren filmmakers over tot de verbeelding sprekende mogelijkheden van technische ontwikkelingen. Thema’s die daarin vaak terugkomen zijn robots, interstellaire reizen en het multiversum – een werkelijkheid bestaand uit verschillende afzonderlijke universa.
Die thema’s kregen van de sprekers op het New Scientist café breed de ruimte. Te gast waren robotonderzoeker David Abbink, New Scientist-redacteur George van Hal, theoretisch fysicus Jan Pieter van der Schaar en Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft. Ondersteund door filmbeelden, met hun intrigerende praatjes en aan de hand van kritische vragen deelden zij wat de stand van zaken binnen de bestaande wetenschap is in die populaire filmthema’s, en vertelden op die manier welke aspecten uit sciencefiction plausibel zijn en welke voor altijd fictie zullen blijven. De avond werd gepresenteerd door New Scientist-hoofdredacteur Jim Jansen.
Huishoudrobot laat op zich wachten
Robotonderzoeker David Abbink van de TU Delft beet het spits af. Hij vertelde dat het nog even duurt voor er huishoudrobots rondlopen, en dat het nabouwen van de Terminator voorlopig echt nog fictie is. Dit spreekt het beeld tegen dat enthousiaste Japanse robotonderzoekers ons in de media voorleggen. Geanimeerd demonstreerde hij op het podium welke bewegingen voor robots nog altijd moeilijk zijn.
De ontwikkeling van zelfstandige robots staat nog letterlijk in zijn kinderschoenen, want een van de grootste obstakels voor robots is leren lopen. Wat wij als mens op jonge leeftijd heel natuurlijk aanleren blijkt een knap staaltje coördinatiewerk dat robotontwikkelaars nu nog slecht weten te programmeren.
Ook proprioceptie, ons ‘zesde zintuig’ waarmee we de positie van ons lichaam aanvoelen, is nog niet te programmeren in een robot. Daarom is een exoskelet, een draagbaar robotpak dat onze bewegingen versterkt, vooralsnog heel geschikt om bakstenen muren te doorbreken maar volledig ongeschikt om een kopje thee rustig aan de lippen te zetten.
Robots, aliens & popcorn en het multiversum
Op de maat van epische filmmuziek en het klassieke gedicht Do not go gentle into that good night, bekend van de film Interstellar, verschenen op het filmscherm ruimteschepen, astronauten, verre planeten en wormgaten. Daarna kreeg George van Hal de eer om het eerste exemplaar van zijn boek Robots, aliens & popcorn aan Gerard ’t Hooft te mogen overhandigen.
Hij vervolgde met een toelichting op de mogelijkheid van interstellaire ruimtereizen. Theoretisch is het niet ondenkbaar dat we ooit het kosmische ruime sop kiezen, we moeten gewoon even de optimale reissnelheid bepalen. Want hoe dichter bij de lichtsnelheid, hoe langzamer de tijd gaat, waardoor de tijd voor het aardste thuisfront sneller loopt dan voor de ruimtereizigers. Bij hun terugkeer naar Aarde zouden de reizigers enkele jaren ouder zijn, en de Aardbewoners misschien wel honderden jaren.
Aansluitend poogde theoretisch natuurkundige Jan Pieter van der Schaar het publiek te overtuigen van de aannemelijkheid van het bestaan van een multiversum. Mogelijk zijn er bij de oerknal verschillende universa ontstaan. Dat komt doordat de razendsnelle uitdijing van het universum – de zogeheten inflatie – na de oerknal niet overal is gestopt. Lokaal kan deze stoppen, waardoor plaatselijk een universum ontstaat zoals de onze, maar elders gaat de inflatie onverminderd door. Daardoor ontstaat een continu razendsnel uitdijende werkelijkheid met hier en daar een universum – die als een soort bel dobbert in een kosmische zee die uitdijt met snelheden groter dan die van het licht.
Het grootste deel van het publiek ging verbijsterd maar verwonderd de pauze in.
Het wiel nog niet uitgevonden
Aan het eind van de avond nam fysicus en Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft plaats op een kruk voor een vragenronde. ’t Hooft won in 1999 samen met Martinus Veltman de Nobelprijs voor de natuurkunde voor een doorbraak in de quantumfysica. ’t Hooft is echter niet alleen onderzoeker, maar ook liefhebber van de betere sciencefictionverhalen – in dit geval vooral in boekvorm. Sciencefictionfilms kijken hij ook graag, maar deze moeten dan wel over plausibele wetenschap gaan. Doen sciencefictionfilms schade aan de wetenschap? Dat loopt volgens ’t Hooft wel los.
Sommige elementen zou hij graag terugzien in films. Zo vond hij het jammer dat in de verfilming van het boek War of the worlds iets is weggelaten – het feit dat de buitenaardse wezens geen wielen in hun ruimteschepen gebruikten. De technisch zo sterk ontwikkelde aliens hadden het wiel nog niet uitgevonden; een bijzonder idee dat ’t Hooft in het boek erg had aangesproken.
De avond werd afgesloten met een vragenronde uit het publiek en discussie tussen de gastsprekers. Want wie gelooft er na deze avond in het bestaan van een multiversum? Gerard ’t Hooft schaart het in elk geval onder het kopje religie.
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees ook: