Luchtweerstand is vijand nummer één van wielrenners. De afgelopen jaren hebben computertechnieken op het gebied van aerodynamica verrassende nieuwe inzichten opgeleverd, die de nomaden van het smalle zadel helpen hun grootste tegenstander te verslaan.

luchtweerstand wielrennen
Lance Armstrong tijdens de Tour of California in 2009. Foto: Anita Ritenour (creaative commons, via Flickr)

Eerst het bord van je tegenstander leegeten, en dan pas aan het eigen beginnen. Met dat credo van wijlen Gerrie Knetemann in het achterhoofd, proberen wielrenners zo veel mogelijk te schuilen achter anderen. Maar wat velen niet weten, is dat een renner achter je eveneens de luchtweerstand vermindert. Dat blijkt uit computermodellen van renners, gemaakt door onder andere de Belgische bewegingswetenschapper Thijs Defraeye en zijn Nederlandse collega Bert Blocken. Daarom kun je in een groepje van acht beter op de zesde dan op de achtste positie rijden.

Dit resultaat kan met name van belang zijn bij de ploegentijdrit op dag negen van de Tour de France. De volgorde waarin de renners dan rijden is bepalend voor de totale luchtweerstand van het team. Defraeye en Blocken concluderen dat de zwakste renner bijvoorbeeld het beste geplaatst kan worden achter de grootste renner, die dan idealiter ook de sterkste schakel is.

Zwemmende spermacellen

luchtweerstand wielrennen
Lees de volledige versie van dit artikel op Blendle of bestel New Scientist in onze webshop

Ook bij de individuele tijdritten, zoals die van aanstaande zaterdag in Utrecht, speelt aerodynamica een grote rol. De computermodellen laten zien dat de ver voorovergebogen tijdrithouding de luchtweerstand met maar liefst 13 procent  vermindert ten opzichte van de normale wielrenhouding. Daarnaast zijn kleding en materiaal uitermate belangrijk. Defraeye: ‘Op basis van ons onderzoek zijn nieuwe shirts ontworpen, die verschillende renners dragen tijdens het tijdrijden.’ Niet elke innovatie levert echter iets op. Australische wetenschappers maten geen merkbaar verschil tussen helmen met ribbels en de gebruikelijke gladde tijdrithelmen.

Bij gewone etappes komt eveneens wetenschap om de hoek kijken. In de eerste ritten door Nederland en België kunnen wind en valpartijen het peloton in stukken uiteenslaan. Voor renners die de gele trui ambiëren is het daarom zaak zo ver mogelijk voor in het peloton te rijden. Daarbij komt het onderzoek van de Canadese wetenschapper Hugh Trenchard wellicht van pas. Hij probeert de pelotondynamiek in wiskundige modellen te vangen, wat tot verrassende inzichten heeft geleid. Wielrenners in een peloton bewegen bijvoorbeeld op vergelijkbare wijze als trekkende vogels, samenscholende pinguïns en zwemmende spermacellen.

Bovenstaande is een voorproefje van het artikel in New Scientist #24, waarin redacteur Yannick Fritschy enkele nieuwe inzichten op een rij zet waarmee je als profrenner of als fanatieke recreant je grootste vijand de baas bent. Lees verder op Blendle of bestel New Scientist in onze webshop.

Lees ook: