Het verhogen van het aantal planten in steden levert een grote en snelle verhoging van de biodiversiteit op. Dat toont een vierjarige studie uit het Australische Melbourne aan. De bevindingen versterken het bewijs dat de vergroeningsmaatregelen waar veel steden mee beginnen een groot verschil kunnen maken voor wilde dieren, naast alle andere voordelen die ze hebben.
‘Meer inheemse plantensoorten in een klein groen gebied zetten kan in een kort tijdsbestek grote ecologische voordelen opleveren’ zegt Luis Mata, ecoloog aan de Universiteit van Melbourne.
Groene steden
Over de hele wereld probeert men steden te vergroenen. In 2020 lanceerde de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties het Green Cities Initiative, dat maatregelen zoals bomen planten stimuleert. In de Europese Unie moedigt het project Green Cities Europe planologen aan om steden meer te vergroenen.
Voorstanders van zulke maatregelen benoemen de voordelen: ze verbeteren de fysieke en geestelijke gezondheid door de luchtvervuiling te verminderen; ze geven een beter straatbeeld en moedigen mensen aan om naar buiten te komen; ze helpen steden te verkoelen terwijl het klimaat opwarmt; ze verbeteren sociale interacties; en ze verhogem natuurlijk de biodiversiteit.
Biodiversiteit in de stad
Er is echter verrassend weinig wetenschappelijk bewijs dat vergroeningsprojecten in de stad de biodiversiteit verhogen. Het bewijs dat er wel is, is gebaseerd op vergelijkingen van gebieden met een verschillend aantal plantsoorten, zegt Mata. Voor zover hij weet, is dit de eerste studie waarbij de biodiversiteit voor en na een vergroeningsproject is gemeten. De studie onderzocht veertien insectensoorten over een periode van vier jaar.
Het onderzoek besloeg een klein groen stuk van 200 vierkante meter in Melbourne. De plek ligt naast een grote weg en is omringd door grote gebouwen. Er stonden eerst maar twee Eucalyptusbomen in een gazon met kikuyu-gras. Voor het onderzoek werden 12 inheemse plantensoorten bijgeplant.
Een jaar later waren er vijf keer zoveel insectensoorten. Na drie jaar waren er maar liefst zeven keer zoveel, ondanks dat drie van de toegevoegde plantensoorten waren afgestorven. In totaal telde het team 94 verschillende insectensoorten, die bijna allemaal inheems waren.
‘Ik kan geen enkel nadeel bedenken,’ zegt Mata. ‘Integendeel, de inheemse plantensoorten hebben minder water en geen kunstmest nodig.’ Nu ze ook een groot deel van het grondoppervlak beslaan, hoeft er ook geen onkruid meer gewied te worden, vervolgt hij.
Belangrijke rol planten
‘Dit rapport laat zien dat gezonde planten- en schimmelsoorten het vermogen hebben om de bouwstenen te leveren voor ecosystemen met een overvloed aan biodiversiteit’, zegt Ian Dunn, hoofd van de Britse liefdadigheidsorganisatie Plantlife. Deze organisatie heeft campagne gevoerd voor een betere biodiversiteit door burgers en ambtenaren aan te moedigen lanen, parkjes en bermen minder vaak te maaien, of dat op een geschikter moment te doen.
‘De truc is om wilde bloemen eerst te laten verwelken voordat je maait’, zegt Dunn. ‘Waar planten zijn, volgen wilde dieren. En bijen en vlinders keren terug naar eerder onbewoonbaar gebied door de prijzenswaardige stedelijke vergroeningsprojecten.’